INstallatIe
Ingebruikname
7.
Ingebruikname
Alle instellingen van de warmtepompmanager (zie lijst in het
hoofdstuk "Instellingen/parameters instellen" in de ingebruikna-
mehandleiding van de warmtepompmanager), de ingebruikname
van het toestel en de instructies aan de gebruiker van het toestel
moeten uitgevoerd worden door een installateur.
De ingebruikname dient overeenkomstig deze installatiehand-
leiding en de bedienings- en installatiehandleidingen van alle
componenten die bij het warmtepompsysteem horen, uitgevoerd
te worden.
Info
Voor de ingebruikname kunt u een beroep doen op onze
klantenservice (tegen betaling).
7.1
BUS-initialisatie
Bij de aansluiting van de BUS-kabel wordt niet alleen de elektri-
sche verbinding voor de communicatie van de installatie tot stand
gebracht. Bij de ingebruikname wordt door het plaatsen van de
BUS-kabel ook een toestelspecifiek adres voor het aansturen van
de warmtepomp toegekend.
7.1.1 Algemeen
Info
In de schakelkast van elke warmtepomp is ruimte voor de
aansluiting van twee 3-aderige BUS-kabels, d.w.z. dat de
BUS-kabel tussen de warmtepompen parallel geschakeld
wordt.
Info
In een cascade moeten warmtepompen die voorzien zijn
voor de warmwateropwarming, altijd als eerste geïniti-
aliseerd worden. De resterende warmtepompen worden
daarna in willekeurige volgorde geïnitialiseerd.
Info
Voordat de WPM onder spanning gezet wordt, moeten
alle vereiste sensors aangesloten zijn. De WPM herkent
geen sensors die achteraf aangesloten worden.
Voorbeeld: Wanneer de sensor van de warmwaterboiler
bij de eerste ingebruikname niet aangesloten was, wor-
den alle parameters, programma's en temperaturen voor
warm water verborgen. De overeenkomstige waarden
kunnen niet geprogrammeerd worden.
Info
Bij verkeerde initialisatie moeten alle IWS (interne warm-
tepompregeling) gereset en opnieuw geïnitialiseerd wor-
den (zie hoofdstuk "Resetmogelijkheden/IWS opnieuw
initialiseren").
Info
Wanneer de BUS-kabel tussen WPM en de warmtepomp
onderbroken is, schakelt de volledige warmtepompin-
stallatie uit.
10
| WPM
Info
De verbinding tussen de warmtepompmanager en de
warmtepomp loopt via de CAN-bus. De verbinding kan
in lijn of in een stertopologie worden uitgevoerd.
7.1.2 Volgorde van het inschakelen van de warmtepompen
voor de BUS-initialisatie
Voorwaarde: de toestellen (warmtepomp, warmtepompmanager
WPM en eventueel warmtepompuitbreiding WPE) zijn per BUS
met elkaar verbonden.
Bij de BUS-initialisatie moet u onderstaande volgorde beslist
aanhouden:
f Leg de netspanning aan de WPM aan.
f Leg de netspanning aan de WPE aan (indien aanwezig).
f Leg de netspanning aan de interne warmtepompregeling
(IWS) aan.
f Laat de netspanning voor de compressor en de nood-/bij-
verwarming uitgeschakeld, zodat de warmtepomp tijdens de
initialisatie niet ongecontroleerd start.
In het menu DIAGNOSE/SYSTEEM worden onder BUSDEELNEMER
alle aangesloten busdeelnemers met de betreffende software-
versies weergegeven.
Nadat de initialisatie van de warmtepompen is afgesloten, kunt u
in menu DIAGNOSE/SYSTEEM onder WARMTEPOMPTYPES contro-
leren of alle aangesloten warmtepompen weergegeven worden.
7.2
Installatieconfiguratie door
parameterinstellingen
Bij storingen van de installatie moeten eerst de parameterin-
stellingen (zie hoofdstuk "Instellingen/parameteroverzicht" in de
ingebruiknamehandleiding van de warmtepompmanager) gecon-
troleerd worden.
7.3
Resetmogelijkheden
7.3.1 IWS opnieuw initialiseren
Wanneer de eerste ingebruikname of de initialisatie van de instal-
latie mislukt is, moet deze reset doorgevoerd worden.
Ga daarvoor als volgt te werk:
f Schakel de netspanning van de WPM uit.
f Schakel de netspanning van de WPE uit (indien aanwezig).
f Schakel de netspanning van de warmtepomp uit.
f Klem de BUS-aansluitingen af.
f Schakel de netspanning van de warmtepomp in.
f Houd de resettoets net zolang ingedrukt, totdat de twee bui-
tenste LED's statisch zijn verlicht.
f Laat de resettoets weer los. Pas nu is de IWS weer gereset en
gereed voor een nieuwe initialisatie.
www.stiebel-eltron.com