Lasdraad
Lasdraad, PE / PP Ø 3 of Ø 4 mm
– alleen voor de handextruder zonder
codering gebruiken (zie afb. A).
Lasdraad, PE / PP Ø 4 of Ø 5 mm
– alleen voor de handextruder met codering
gebruiken (zie afb. B).
Starten van het lasproces
• Afhankelijk van de toepassing de gewenste lasschoen (8) monteren, volg daarbij de instructies uit hoofdstuk
«Lasschoen wisselen» (pagina 13).
• Handextruder aan het stroomnet aansluiten.
• Het apparaat met de schakelaar van de heteluchtventilator (1) inschakelen.
• Potmeter (3) op max. instellen.
• Zodra de werktemperatuur bereikt is (Status «BEREIT*»), kan met lassen begonnen worden.
• Motor Aan-/ Uit-schakelaar (2) indrukken.
• Lasdraad (zie hoofdstuk „Lasdraad") in één van de lasdraadinvoer (12) invoeren en een beetje massa naar
buiten laten komen.
• De lasdraad wordt automatisch in de lasdraadinvoer (12) getrokken. De lasdraad moet zonder weerstand
aangevoerd kunnen worden.
LET OP!
Nooit in beide lasdraadinvoeren (12) draad invoeren. Apparaat nooit zonder lasdraad gebruiken.
• Massauitstoot met motor Aan-/ Uit-schakelaar (2) onderbreken.
• Het voorwarmmondstuk (9) op de laszone richten.
• Met pendelende bewegingen de laszone voorverwarmen.
• Het apparaat op de voorbereide laszone zetten en de motor Aan-/ Uit-schakelaar (2) weer indrukken
• Testlas volgens lashandleiding van de materiaalfabrikant en volgens de nationale normen of richtlijnen uitvoeren.
• Testlas controleren
• Temperatuur-instelling en massa-opbrengst naar behoefte aanpassen (pagina 8).
• Bij een lange las kan de motor Aan-/ Uit-schakelaar (2) met de vergrendeling (4) vast gezet worden.
Bild A
Bild B
9