Algemeen
overzicht van de
machine
7
6
G000508
Figuur 10
1. Handgreep
2. Bedieningspaneel
3. Motor
4. Transportwielen
Bedieningsorganen
1
Figuur 11
1. Gashendel
2. Schakelhendel voor tractie
en messenkooi
1
2
3
4
5
5. Maaidek
6. Grasmand
7. Brandstoftank
2
3
G000447
3. Service-/parkeerrem
Gashendel
De gashendel (Figuur 11) bevindt zich rechts
achter op het instrumentenpaneel. Met behulp
van de gashendel regelt u de gastoevoer naar de
carburateur. Het motortoerental kunt u regelen
van 2400 tot 3600 tpm.
Schakelhendel voor tractie en
messenkooi
De schakelhendel voor de tractie en de messenkooi
(Figuur 11) bevindt zich rechts voor op het
instrumentenpaneel. De tractiehendel heeft twee
standen: Neutraalstand en Vooruit Als u de hendel
naar voren duwt, schakelt u de tractie-aandrijving
in.
De messenkooihendel heeft twee standen:
Inschakelen en Uitschakelen. U schakelt de
messenkooi in door het bovenste deel van de
hendel naar links te bewegen en u schakelt de
messenkooi uit door de hendel terug te zetten in
de neutraalstand.
Service-/parkeerrem
De service-/parkeerrem (Figuur 11) bevindt zich
links voor op het instrumentenpaneel. Als u de
hendel naar achteren over het midden trekt, stelt
u de parkeerrem in werking. U moet de rem
vrijzetten alvorens de tractie-aandrijving in te
schakelen.
Dodemansknop
De dodemansknop moet zijn ingeschakeld voordat
u de tractiehendel beweegt, omdat anders de
motor afslaat.
Chokehendel
De chokehendel (Figuur 12) bevindt zich links
voor op de motor. De chokehendel heeft twee
standen: Lopen en Choke. Zet de hendel op
CHOKE voordat u een koude motor start. Zodra
de motor start, zet u de hendel op Lopen.
14