Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Installatie; Algemeen; Waterkwaliteit; Debiet - Varmebaronen EP 31 NG Series Handleiding Voor Installatie, Bediening En Onderhoud

7 en 15-traps elektrische ketels 31 - 300 kw
Inhoudsopgave

Advertenties

2007-01

Algemeen

• De installatie moet worden uitgevoerd conform de Instructies
voor warmwaterinstallaties en de Voorschriften voor nieuwe
gebouwen.
• De ketel is leverbaar met een typegoedkeuring, certificaat SAQ
T010-00, met af fabriek gemonteerde veiligheidsvoorzieningen. In
dit geval is de ketel goedgekeurd voor installatie zonder
beveiliging tegen calamiteiten. De af *fabriek gemonteerde
veiligheidsvoorzieningen bestaan uit een of meer
veiligheidskleppen, een drukschakelaar en een automatisch
overstortventiel.
• Dubbel uitgevoerde circulatiepompen en stromingsschakelaars
zijn vanuit veiligheidsoverwegingen niet vereist omdat de ketel
veilig kan opereren zonder stroming.
• Stoomvaten zijn niet vereist omdat de veiligheidskleppen
rechtstreeks op de veiligheidsleiding van de ketel zijn
aangesloten.
• De ketel moet binnenshuis in een geschikte ruimte worden
geïnstalleerd. De ketel mag direct op de vloer worden geplaatst.
• De ketel moet rechtop worden geplaatst met een vrije ruimte van
minimaal 1 meter voor de ketel.
• Kabels en buizen moeten zodanig worden geplaatst dat voor
onderhoud het paneel aan de voorkant kan worden geopend en
verwijderd. Voor de minimale plafondhoogte: zie technische
specificaties.
• Monteer kleppen/afsluiters tussen de ketel en het
verwarmingssysteem.
• De drukgevulde installatie van een elektrische ketel met een
expansievat moet voor ingebruikname worden geïnspecteerd
door een hiertoe gekwalificeerde persoon. Wordt de ketel of het
expansievat vervangen, dan moet opnieuw een inspectie worden
uitgevoerd.
• De omgevingstemperatuur mag niet hoger zijn dan 30 ° C.
• Zwakstroomkabels mogen wegens het risico op interferentie niet
direct langs kabels lopen waar een sterke stroom doorheen loopt.

Waterkwaliteit

Het verwarmingsgedeelte van de ketel is ontworpen voor zuurstofarm
water.
Leidingwater wordt meestal geclassificeerd op basis van hygiëne. Water
dat vanuit hygiënisch oogpunt van hoge kwaliteit is, is niet per definitie
geschikt voor een verwarmingssysteem. Om problemen te voorkomen,
moet het water worden geanalyseerd en moeten verschillen ten
opzichte van standaard water worden gecorrigeerd.
Een verwarmingssysteem met een geringe inhoud kan worden gevuld
met water dat niet als systeemwater van hoge kwaliteit is
geclassificeerd. Als het water wordt verwarmd, komt wat van de zuurstof
en kooldioxide in het expansievat terecht of ontsnapt via
overstortventielen. De rest reageert met de metalen in het systeem.
Deze corrosie speelt meestal geen belangrijke rol, omdat de
hoeveelheid water die in het systeem circuleert gelijk blijft. Het is
daarom belangrijk dat het systeem waterdicht is zodat geen water hoeft
te worden toegevoegd en dat tijdens de installatie geen extra zuurstof in
het water terecht komt.
Bij grote systemen is het vrijwel onmogelijk om lekken of toevoer van
zuurstof te voorkomen. In zo'n systeem kan een zuurstofbindend middel
worden toegevoegd dat ervoor zorgt dat er altijd een kleine overdosis in
het systeem aanwezig is. Zulke middelen bevatten vaak ook stoffen
tegen corrosie.
Waterkwaliteit, gebaseerd op geschikt leidingwater:
• Om corrosie tegen te gaan moet de alkaliteit > 60 mg/l bedragen.
• Een kooldioxidegehalte > 25 mg/l vergroot de kans op corrosie.
• Een zwavelgehalte >100 mg/l bevordert corrosie. Is het
zwavelgehalte hoger dan de alkaliteit, dan bestaat het risico op
kopercorrosie.
• Hard water veroorzaakt kalkaanslag. Dit is onwenselijk in
verwarmingssystemen.
• Zeer zacht water kan corrosie veroorzaken.
• Een chloorgehalte > 100 mg/l maakt water agressief, vooral in
combinatie met kalkaanslag.
• Een lage pH-waarde kan corrosie veroorzaken. De pH-waarde
moet tussen 7,5 en 8,5 liggen.
• Bij aanwezigheid van kooldioxide in combinatie met een lage pH-
waarde en een lage hardheid wordt het water agressief.
8

Installatie

Debiet

Voor een goede werking van de ketel moet het debiet constant en
voldoende hoog zijn. Het debiet moet tussen de gespecificeerde
grenswaarden liggen.
Bij een te laag debiet kunnen de volgende problemen optreden:
- Het verschil tussen de ingestelde temperatuur en de feitelijke
temperatuur in de ketel neemt toe.
- De regeling wordt onregelmatig, met slijtage van de in/uitscha-
kelcontacten van de ketel en een kortere levensduur als gevolg.
Bij een te hoog debiet kunnen de volgende problemen optreden:
- Trillingen van de verwarmingselementen, met lawaai en een
kortere levensduur als gevolg.
- Onnodige slijtage van de systeemcomponenten.
De specificaties voor het debiet vindt u in onderstaande tabel. Op
vol ketelvermogen zorgt het aanbevolen debiet voor een t
van 10° C.
Ketel
EP 31
EP 42
EP 52
EP 60
EP 67
EP 70
EP 84
EP 90
EP 98
EP 99
EP 112
EP 119
EP 135
EP 150
EP 180
EP 225
EP 255
EP 270
EP 300
Drukverlies
Drukverliesgrafiek
Aanbevolen
Minimaal
debiet (l/s)
debiet (l/s)
0.8
0.3
1.0
0.4
1.2
0.5
1.4
0.6
1.5
0.6
1.6
0.7
2.0
0.8
2.1
0.9
2.3
0.9
2.3
0.9
2.7
1.0
2.8
1.1
3.2
1.3
3.6
1.5
4.2
1.7
5.0
2.1
6.0
2.4
6.5
2.6
7.0
2.8
Debiet
Vanuit veiligheidsoverwegingen kan de ketel bij een
debiet van nul werken. Ofwel: de ketel beschadigt
niet als de geforceerde circulatie stopt, bijvoorbeeld
als een klep wordt gesloten of een pomp stopt en er
alleen natuurlijke circulatie resteert. Het systeem
hoeft niet voorzien te zijn van parallelle
circulatiepompen of een debietschakelaar.
Afbeeldingen kunnen afwijken van het feitelijke product
EPNG
Maximaal
debiet (l/s)
4.0
10.0
15.0

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave