EPNG
Vastgestelde storing
De elektrische ketel gaat zelfs bij
lage watertemperatuur niet aan.
• Power (Aan)-indicator brandt.
• Indicatoren voor
overbelastingsbeveiliging,
oververhittingsbeveiliging, PEC,
alarm en waterniveau zijn uit.
• De temperatuur op het scherm
knippert niet.
De elektrische ketel werkt
onregelmatig en schakelt
bijvoorbeeld enkele
vermogenstrappen bij en direct
weer af, etc.
Temperatuurvoeler
Afbeeldingen kunnen afwijken van het feitelijke product
Problemen oplossen
Mogelijke oorzaak en oplossing
Het controlesysteem van de ketel houdt rekening met het benodigde vermogen om de ingestelde
temperatuur binnen een redelijke tijd te bereiken. Het kan dan lijken alsof de ketel niet snel genoeg
reageert op de lage watertemperatuur.
Keuzeschakelaar in stand
Keuzeschakelaar in stand
De instelling voor maximale temperatuur staat geen hogere temperatuur toe.
De ketel wordt geregeld door een extern signaal dat geen hoger vermogen toestaat (zie 'Externe
vermogensregeling, pagina 11).
Tijdens het programmeren is het vermogen begrensd. Op niveau 1-0 kunt u zien van hoeveel
vermogenstrappen de ketel gebruik kan maken.
Het debiet door de elektrische ketel is te laag.
Controleer of de circulatiepomp en kleppen correct werken.
Zo krijgt u eenvoudig een indruk van het debiet door de ketel:
Beperk het aantal trappen (bijvoorbeeld tot 1 vermogenstrap) om een constant vermogen te krijgen.
Wacht tot de keteltemperatuur is gestabiliseerd.
Meet het temperatuurverschil tussen de uitgaande leiding en de retourleiding.
Bereken het debiet door de ketel met onderstaande formule en raadpleeg de specificaties op pagina 8
om te controleren of het debiet voldoende is.
q = P / ( t x 1,16)
q = debiet in m3/u. (m3/u x 1.000/3.600 = liter/seconde)
P = feitelijk vermogen van de ketel in kW
t = temperatuurverschil tussen uitgaande leiding en retourleiding in ºC
1,16 = warmteopnamecapaciteit
De temperatuurvoeler mag niet op de printplaat zijn aangesloten tijdens het meten van de weerstand.
Meet de spanning met ingeschakelde ketel op de pinnen van het aansluitblok waarmee de voeler is
verbonden.
Temperatuurvoeler ketel
° C
10
19,899
15
15,711
20
12,492
25
10,000
30
8,057
35
6,531
40
5,326
45
4,368
50
3,602
55
2,986
60
2,488
65
2,083
70
1,752
75
1,479
80
1,255
85
1,070
90
915
95
787
of
of
en deze instelling staat geen hogere temperatuur toe.
Buitentemperatuurvoeler (alleen bij
V
2.89
2.83
2.76
2.67
2.58
2.48
2.36
2.24
2.11
1.98
1.84
1.70
1.57
1.44
1.31
1.19
1.08
0.97
weersafhankelijke regeling)
° C
V
-40
88,670
3.72
-35
64,180
3.67
-30
46,950
3.60
-25
34,700
3.52
-20
25,890
3.41
-15
19,500
3.29
-10
14,820
3.14
-5
11,360
2.97
0
8,778
2.78
5
6,834
2.58
10
5,362
2.36
15
4,236
2.14
20
3,372
1.92
25
2,700
1.71
30
2,176
1.50
2007-01
21