2007-01
Algemeen
• De installatie moet worden uitgevoerd onder toezicht van een
bevoegde installateur conform de standaards van de commissie
hogedrukvaten, de instructies voor warmwatersystemen, de
voorschriften voor nieuwe gebouwen en de
sterkstroomvoorschriften.
• De dimensionering van de kabels moet geschieden conform de
sterkstroomvoorschriften.
• De ketel is leverbaar met een typegoedkeuring, certificaat SAQ
T010-00, met af fabriek gemonteerde veiligheidsvoorzieningen. In
dit geval is de ketel goedgekeurd voor installatie zonder
beveiliging tegen calamiteiten. De af fabriek gemonteerde
veiligheidsvoorzieningen bestaan uit een of meer
veiligheidskleppen, een drukschakelaar en een automatisch
overstortventiel.
• De ketel moet binnenshuis in een geschikte ruimte worden
geïnstalleerd. De ketel mag direct op de vloer worden geplaatst.
• De ketel moet rechtop worden geplaatst met een vrije ruimte van
minimaal 1 meter voor de ketel.
• Kabels moeten zodanig worden geplaatst dat voor onderhoud het
paneel aan de voorkant kan worden geopend en verwijderd. Voor
de minimale plafondhoogte: zie technische specificaties.
• Zwakstroomkabels mogen wegens het risico op interferentie niet
direct langs kabels lopen waar een sterke stroom doorheen loopt.
Niet in de afdekplaten van de ketel boren!
Boorslijpsel kan de elektronica beschadigen.
6 M6-schroeven zijn meegeleverd voor
bevestiging kabelgeleider.
Vermogensbegrenzing
Het vermogen van de elektrische ketel kan worden begrensd. Zie
'Programmeren' (pagina 15, register 1-0).
Aansluiting netvoedingkabel
De ketels zijn voorzien van een aansluiting voor een PEN-kabel met 4 of
5 geleiders. Bij gebruik van een kabel met 5 geleiders moet de zekering
uit de massa-aansluiting worden verwijderd.
Aluminium kabel moet worden voorzien
van neutraal contactvet.
Draai de bouten met een momentsleutel
aan. Het aanhaalmoment staat op de
aansluitingen. De kabelaansluitingen voor
schakelaars worden als volgt
aangehaald:
Schakelaar
Aanhaalmoment
NZM 1-100
15 Nm
NZM 2-160, -250
30 Nm
NZM 3-400, -600
50 Nm
Na 500 bedrijfsuren moeten de contactbouten met
een momentsleutel worden aangehaald.
10
Elektrische installatie
Minimale plafondhoogte: zie
technische gegevens
A = M6-schroeven voor bevestiging
kabelgeleider, etc.
Plaats geen buizen, kabelgoten etc.
tegen de achterste afdekplaat van de
ketel.
stroomonderbreker
Interne/externe regelspanning
Is de ketel voorzien van een extern regelsignaal (230 V, 6 A
gezekerd), verwijder dan de doorverbinding tussen pin 8 en 9 van
het aansluitblok voor het regelcircuit. Sluit de fasedraad voor de
externe regelspanning aan op pin 8 en verwijder de verbinding
(pin 9) met de zekering voor het regelsignaal.
Zie 'Aansluitschema - regeling', pagina 12, items 6 en 18.
Is de ketel voorzien van een externe regeling, dan
moet dit duidelijk op de ketel worden aangegeven.
Veiligheidsapparatuur aansluiten
Sluit voor de juiste werking van het beveiligings-
systeem van de ketel elke vorm van externe
beveiliging als volgt aan.
Externe veiligheidsapparatuur moet worden aangesloten op pin 1,
3 en 4 van het aansluitblok voor het regelcircuit. Verwijder de
bestaande doorverbinding tussen pin 3 en 4 van het
aansluitblok (230 V).
Zie 'Aansluitschema: regeling' (pagina 12, items 5 en 19).
Is het contact tussen pin 3 en 4 gesloten, dan is de ketel in
werking. Wordt het contact geopend, dan wordt de spanning
direct afgeschakeld en lichten de alarmmeldingen op het
moederbord en het paneelbord op. Het relais voor het externe
alarm wordt geactiveerd. Om de spanning af te schakelen, moet
er 230 V staan op pin 1.
Wordt slechts 1 veiligheidscomponent
(zoals een drukschakelaar) aangesloten,
doe dit dan als volgt:
Worden meerdere veiligheids-
componenten aangesloten, doe dit
dan als volgt in serie:
Externe alarmmelding
Aansluitblok J10 op het moederbord beschikt
over een aansluiting voor een verzamelalarm
dat wordt geactiveerd bij laag waterniveau,
geactiveerde oververhittingsbeveiliging, PEC
of geactiveerde externe veiligheidsapparatuur.
Zie 'Moederbord' (pagina 13, item 20).
Galvanisch gescheiden, maximaal 230 V, 2 A.
Pin J10:11 is het vaste contact, C.
J10:11 - J10:12, C - NC, gesloten bij normaal
aarding
bedrijf.
J10:11 - J10:13, C - NO, gesloten bij alarm.
Circulatiepomp: pomp-intervalstand
Aansluiting J10:4 op het moederbord geeft een regelspanning
van 230 V voor een 1-fase circulatiepomp (max. belasting 2 A).
Een 3-fase circulatiepomp wordt via een in/uitschakelcontact en
de motorbeveiliging aangesloten.
Zie 'Moederbord' (pagina 13, item 20).
U kunt de pomp-intervalstand
selecteren. Het scherm toont
en de pomp uitgeschakeld, maar wordt de pomp dagelijks enkele
minuten aangestuurd.
Wordt de pomp door de ketel aangestuurd, dan
moet dit met een label op de pomp worden
aangegeven.
vanaf het bedieningspaneel
. In deze stand zijn de ketel
Afbeeldingen kunnen afwijken van het feitelijke product
EPNG