nl
14
Schroefvoetjes
15 * Boter en kaasvak
16
Deurvak
17
Eierrekje
18 * Flessenhouder
19
Vak voor grote flessen
Bedieningselementen
Afb. "
1
Temperature display
De cijfers komen overeen met
de ingestelde temperaturen
in de koelruimte in °C.
2
Indicatie „super"
Deze brandt wanneer het
superkoelen en supervriezen
actief zijn.
3
Temperatuurinsteltoets
koelruimte
Met de toets wordt
de temperatuur van de koelruimte
ingesteld.
Inschakelen van
het apparaat
Afb. "
Toets Aan/Uit !/4 indrukken. Door op
de insteltoets 3 te drukken, wordt het
temperatuuralarmsignaal uitgeschakeld.
De temperatuurindicaties 1 knipperen of
de indicatie „super" 2 brandt totdat het
apparaat de ingestelde temperaturen
heeft bereikt.
Bij geopende deur brandt de verlichting
in de koelruimte.
68
Aanwijzingen bij het gebruik
Na het inschakelen kan het een aantal
■
uren duren voordat de ingestelde
temperaturen zijn bereikt.
Door het volledig automatische
■
NoFrost-systeem blijft de vriesruimte
ijsvrij. Ontdooien is overbodig.
De voorzijde van het apparaat achter
■
de deur wordt gedeeltelijk licht
verwarmd waardoor de vorming van
condenswater in de buurt van de
deurafdichting wordt voorkomen.
Wanneer de deur van de
■
diepvriesruimte na het sluiten niet
direct weer geopend kan worden,
dient u even te wachten tot de
onderdruk is verdwenen.
Instellen van
de temperatuur
Afb. "
Koelruimte
De temperatuur is instelbaar van +2 °C
tot +8 °C.
Temperatuur-insteltoets 3 net zo vaak
indrukken tot de gewenste temperatuur
in de koelruimte is ingesteld.
De laatst ingestelde waarde wordt in het
geheugen opgeslagen. De ingestelde
temperatuur wordt aangegeven op de
temperatuurindicatie 1.
Wij adviseren een temperatuurinstelling
van +4 °C voor de koelruimte.
Gevoelige levensmiddelen niet warmer
dan bij +4 °C bewaren.