• Het afspelen start vanaf het CUE-punt en blijft net zo lang spelen als de toets CUE (12) ingedrukt blijft.
• Indien u de toets los laat, gaat de cd-speler terug naar het CUE-punt en schakelt over op de pauzemodus.
Wissen van een CUE-punt
• Het oude CUE-punt wordt automatisch gewist zodra een nieuw CUE-punt wordt vastgelegd.
Manueel plaatsen van het CUE-punt
• Om het CUE-punt handmatig in te stellen, moet u de weergave op de gewenste positie met de PLAY/PAUSE
toets
(13) onderbreken. Een preciese instelling kan aan de hand van het JOG-wiel (2) en de SEARCH-
toetsen
(9 en 10) worden uitgevoerd. Het punt waarop het afspelen van het nummer start, wordt
automatisch opgeslagen als nieuw CUE-punt.
l) LOOP-functie (afspeellus)
U kunt een afspeellus vastleggen. Het start- en het eindpunt van de lus worden tijdens het afspelen ingesteld.
• Druk bij het gewenste startpunt van de afspeellus op de toets IN (6). De toets licht op.
• Druk bij het gewenste eindpunt van de afspeellus op de toets OUT (7). De toetsen IN en OUT (6 en 7) knippe-
ren.
• De afspeellus wordt voortdurend afgespeeld, tot opnieuw op de toets OUT (7) wordt gedrukt.
• Een opgeslagen afspeellus wordt door het oplichten van de toetsen IN en OUT (6 en 7) gesignaleerd. Om een
opgeslagen afspeellus opnieuw op te roepen, drukt u op de toets RELOOP (8).
De bestaande afspeellus wordt gewist wanneer een nieuwe afspeellus wordt geprogrammeerd nadat de
SEARCH-toetsen
m) Synchronisatie van de afspeelsnelheid
Om bij het mixen of faden tussen twee signaalbronnen een "zuivere" overgang te krijgen, is het vaak noodzakelijk
om het ritme (beat) aan te passen.
Dit kan op drie manieren:
• Met de schuifregelaar PITCH (23). Hiermee kan de afspeelsnelheid statisch (blijvend) worden veranderd. Deze
functie kan worden gebruikt, als twee nummers qua beatsnelheid helemaal anders zijn.
• Met de toetsen PITCH BEND +/- (14 en 16). Hiermee kan de afspeelsnelheid tijdelijk (kort) worden veranderd.
Deze functie kan worden gebruikt als twee nummers qua beat gelijk zijn en alleen het inzetpunt moet worden
gesynchroniseerd.
• Met het JOG-wiel (2). Door te draaien aan het wiel kan de afspeelsnelheid tijdelijk (kort) worden veranderd. De
snelheidsverandering is afhankelijk van de draaisnelheid aan het JOG-wiel(2). Deze functie wordt eveneens
gebruikt, als twee nummers qua beat gelijk zijn en alleen het inzetpunt moet worden gesynchroniseerd.
PITCH-schuifregelaar
• Activeer de schuifregelaar PITCH (21) door indrukken van de toets PITCH (15). De toets PITCH (15) licht op.
• Verander de afspeelsnelheid door de PITCH-schuifregelaar (21) naar boven of beneden te schuiven. De pro-
centuele snelheidsafwijking wordt op het display weergegeven. Als de schuifregelaar precies in het midden
staat, vindt het afspelen op de originele snelheid plaats.
100
All manuals and user guides at all-guides.com
( 9 en 10) werden ingedrukt of na elke nieuwe nummerkeuze.