Controle alvorens gebruik
Bedieningsbereik
De onderstaande tabel geeft de temperatuur- en het luchtvochtigheidsbereik weer,
voor de werking van de airconditioner. Raadpleeg deze tabel voor efficiënt gebruik.
BEDIENINGSTEMPERATUUR
MODUS
BINNEN
KOELEN
16˚C tot 32˚C
VERWARMEN 27˚C of minder -20˚C tot 24˚C
DROGEN
16˚C tot 32˚C
De grenstemperatuur voor het inschakelen van de verwarming is 7˚C. Afhankelijk van de temperatuurconditie, neemt de
verwarmingscapaciteit af zodra de buitentemperatuur daalt onder de 0˚C.
Wanneer de airconditioner wordt gebruikt bij een binnentemperatuur hoger dan 32˚C, werkt de koelmodus niet op volledige
capaciteit.
Onderhoud van de airconditioner
Interne beveiliging door de besturingseenheid
De interne beveiliging treedt in werking wanneer zich een storing in de airconditioner voortdoet.
Type
Anti-koudelucht
Ontdooicyclus
Compressorbeveiliging
• Wanneer de warmtepomp in de verwarmingsmodus staat, wordt de ontdooicyclus geactiveerd om ijsafzetting op
de buitenunit te ontdooien, die door lage temperatuur is ontstaan.
OPMERKING
De interne ventilator wordt automatisch uitgeschakeld en herstart nadat de ontdooicyclus is voltooid.
BINNEN VOCHTIGHEID
BUITEN
-5˚C tot 48˚C
80% of minder
-5˚C tot 48˚C
Zodra de warmtepomp in bedrijf is, schakelt de interne ventilatie uit jegens koude lucht.
Zodra de warmtepomp in bedrijf is, schakelt de interne ventilatie uit om het ijs te
ontdooien.
Het verticale luchtstroomblad wordt tijdens de ontdooicyclus gesloten en geopend
tijdens het verwarmingsproces na de ontdooicyclus.
Wanneer de airconditioner wordt ingeschakeld, treedt deze niet in werking om de
buitenunit-compressor te beschermen.
Nederlands-10
Op de binnenunit kan condensatie ontstaan
met het risico dat er water afwaait of op de
grond drupt.
Interne bescherming wordt ingeschakeld en de
-
airconditioner stopt.
Op de binnenunit kan condensatie ontstaan
-
met het risico dat er water afwaait of op de
grond drupt.
Beschrijving
IN ANDERE CONDITIES