4. Het systeem configureren
4.1.3. Extra configuratie voor meerdere omvormers
Wanneer in de cascaderegelaar meerdere omvormers worden gebruikt, moet de master-omvor-
mer de volger-omvormers vertellen hoe snel zij moeten draaien. Dit vindt plaats via een digitaal
signaal tussen de omvormers.
De master-omvormer moet een digitale uitgangspin gebruiken om de vereiste frequentie door te
geven aan alle omvormers. Alle omvormers draaien altijd met dezelfde snelheid. Wanneer par.
5-60 wordt ingesteld op [116] zal de cascadereferentie pin 27 selecteren voor deze functie.
4
Alle volger-omvormers moeten vervolgens worden ingesteld op een regeling zonder terugkoppe-
ling en moeten een digitale ingang gebruiken voor hun snelheidsreferentie. Dit kan worden gedaan
door par. 1-00
Pulsingang 29
Par. 3-41
de master-omvormer en alle volger-omvormers in het systeem.
Deze aan/uitlooptijden moeten snel genoeg zijn om de PID-regelaar in staat te stellen om het
systeem onder controle te houden.
4.1.4. Regeling met terugkoppeling
De master-omvormer is de primaire regelaar voor het systeem. Hij bewaakt de uitgangsdruk, past
de snelheid van de omvormers aan en bepaalt wanneer staging of destaging noodzakelijk is. Om
deze functie te kunnen vervullen, moet de master-omvormer worden ingesteld op een regeling
met terugkoppeling en moet er een terugkoppelingssensor zijn aangesloten op een analoge ingang
van de omvormer.
De PID-regelaar van de master-omvormer moet worden ingesteld op basis van de installatiever-
eisten. Het instellen van de PID-parameters staat beschreven in de
meerhandleiding
18
Configuratiemodus
in te stellen op
[7].
Ramp 1 aanlooptijd
en 3-42
DO
DO
Pin 27
en zal niet worden behandeld in deze handleiding.
MI.38.C1.10 – VLT
Geen terugk.
[0] en par. 3-15 in te stellen op
Ramp 1 uitlooptijd
moeten dezelfde waarde hebben voor
DI
DI
Pin 29
DI
DI
Pin 29
®
is een geregistreerd handelsmerk van Danfoss
Uitgebreide cascaderegelaaroptie
VLT AQUA Drive Program-