Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Het Systeem Configureren; Inleiding; De Hardwareconfiguratie Definiëren - Danfoss VLT AQUA Drive FC 200 Handleiding

Uitgebreide cascaderegelaaroptie
Verberg thumbnails Zie ook voor VLT AQUA Drive FC 200:
Inhoudsopgave

Advertenties

Uitgebreide cascaderegelaaroptie

4. Het systeem configureren

4.1.1. Inleiding

De uitgebreide cascaderegelaar kan snel worden geconfigureerd met behulp van veel van de
standaardparameters. Eerst moet echter de configuratie met omvormers en pompen in het sys-
teem te beschrijven en het gewenste regelniveau voor het systeemvermogen te bepalen.
4.1.2. De hardwareconfiguratie definiëren
De parametergroepen 27-1*
guratie van de installatie te definiëren. Begin het configureren van de cascaderegelaar met het
selecteren van de instellingen voor de parameters in parametergroep 27-1*
Parame-
ternr.
27-10
27-11
27-12
27-14
27-16
27-17
27-18
Vervolgens moeten de relais voor het in- en uitschakelen van de pompen worden in-
gesteld. Parametergroep 27-7*
relais:
Niet-gebruikte relais kunnen worden gebruikt voor andere functies, via parametergroep 5-4*.
Configuratie
Beschrijving
Cascaderegelaar
kan worden gebruikt om de uitgebreide cascaderegelaar in-
en uit te schakelen. De optie
de cascaderegelaar. Wanneer voor elke pomp een afzonderlijke omvormer
wordt gebruikt, kan de master-volgerconfiguratie worden geselecteerd om het
aantal in te stellen parameters voor het systeem te beperken.
Aantal omvormers
Aantal pompen – wordt standaard ingesteld op basis van het aantal omvormers.
Pompcapaciteit voor elke pomp (geïndexeerde parameter) – als alle pompen
hetzelfde vermogen hebben, moeten de standaardwaarden worden gebruikt.
Om aanpassingen te maken: selecteer eerst de pomp, klik op OK en pas de
capaciteit aan.
Draaiuurbalans voor elke pomp (geïndexeerde parameter) – als het systeem de
draaiuren van de pompen gelijkmatig moet verdelen, moeten de standaard-
waarden worden gebruikt.
Motorstarters – alle pompen met vaste snelheid moeten gebruik maken van
dezelfde methode.
Rotatietijd voor niet-gebruikte pompen – afhankelijk van het vermogen van de
pompen.
Bij elke volger-omvormer in het systeem moet één relais worden toegewezen voor het
in/uitschakelen van de omvormer zodra dit nodig is.
Bij elke pomp met vaste snelheid moet één relais worden toegewezen voor het regelen
van de contactgever dan wel het activeren van de softstarter om de pomp in/uit te scha-
kelen.
Als het nodig is om één omvormer te gebruiken om twee pompen afwisselend te bestu-
ren, moet een apart relais voor deze functionaliteit worden toegewezen.
®
MI.38.C1.10 – VLT
is een geregistreerd handelsmerk van Danfoss
Aansluitingen
en 27-7*
Gemengde pompen
is de algemene instelling voor
Aansluitingen
biedt een lijst van alle beschikbare
4. Het systeem configureren
dienen om de hardwareconfi-
Configuratie
.
4
17

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave