Bediening
toestelbeschrijving
3.1
Werkingsprincipe van een warmtepomp
Een gesloten circuit binnen het toestel bevat een koudemiddel (zie
"Technische gegevens/Gegevenstabel"). Het koudemiddel heeft de
eigenschap om al bij lage temperaturen te verdampen.
In de verdamper, die warmte aan de aangezogen lucht onttrekt,
gaat het koudemiddel over van de vloeibare naar de gasvormige
toestand. Een compressor zuigt het gasvormige koudemiddel aan
en comprimeert dit. Door de drukverhoging stijgt de tempera-
tuur van het koudemiddel. Hiervoor is elektrische energie nodig.
De energie (motorwarmte) gaat niet verloren, maar komt met het
gecomprimeerde koudemiddel in de nageschakelde condensor te-
recht. Hier geeft het koudemiddel warmte af aan het warmwater-
vat. Vervolgens wordt met een expansieventiel de nog altijd aan-
wezige druk afgebouwd en begint het circulatieproces opnieuw.
Tip
Na een spanningsonderbreking is de compressorwerking
gedurende ten minste één minuut geblokkeerd. De rege-
laar vertraagt het op elektrische wijze inschakelen met
één minuut gedurende dewelke het toestel initialiseert.
Wanneer de compressor daarna niet werkt, is het moge-
lijk dat deze door extra veiligheidselementen (motorbe-
veiligingsschakelaar en hogedrukbeveiligingsschakelaar)
geblokkeerd is. Na 1 tot 10 minuten dient deze blokkering
opgeheven te zijn.
Nadat de stroomvoorziening opnieuw hersteld is, werkt
het toestel met de parameters die vóór de spanningson-
derbreking waren ingesteld.
3.2
Opwarming van het tapwater
1
2
1 Koepelsensor
2 Integraalsensor
Het toestel beschikt over twee temperatuursensoren.
- De koepelsensor berekent de watertemperatuur in de boven-
ste boilerzone.
- De integraalsensor is een over de volledige boilerhoogte
vastgelijmde temperatuursensor. De integraalsensor bere-
kent de middelste boilertemperatuur.
Op het display van het toestel wordt de temperatuur van de bo-
venste boilerzone weergegeven, gemeten door de koepelsensor.
De regeling van het toestel werkt met de gemiddelde boilertem-
peratuur, gemeten door de integraalsensor.
Wanneer het beschikbare mengwatervolume daalt naar het in
de parameter "Oplaadgraad" ingestelde procentueel aandeel van
het maximale mengwatervolume, start de drinkwateropwarming.
Het kan gebeuren dat de door de koepelsensor gemeten tempe-
ratuur nog steeds overeenkomt met de gevraagde temperatuur.
Zie hoofdstuk "Technische gegevens" voor meer informatie over
de opwarmtijd. De berekening van het beschikbare mengwater-
6
| SHP-A 220-300 Plus
volume is op basis van de gemiddelde boilertemperatuur. Het
mengwatervolume wordt alleen berekend, wanneer de watertem-
peratuur in de bovenste boilerzone hoger is dan 40 °C.
De opwarming van het tapwater gebeurt normaliter door de
warmtepomp van het toestel binnen het werkingsgebied (zie
hoofdstuk "Technische gegevens / Gegevenstabel").
Elektr. nood-/bijverwarming
Bij een eventueel defect aan het toestel kunt u, wanneer een
foutcode knippert, via de functie Noodverwarming de elektrische
nood-/bijverwarming activeren. Zie hoofdstuk "Instellingen / Toets
Snelopwarming / Noodverwarming".
Wanneer er een keer een warmwaterbehoefte is die buiten de
instellingen valt, activeer dan met de toets "Snelopwarming" de
elektrische nood-/bijverwarming handmatig voor eenmalig op-
warmen als aanvulling op de warmtepomp. Zie hoofdstuk Instel-
lingen / Toets Snelopwarming/ Snel-/comfortopwarming".
SHP-A 300 X Plus: Aansluiting van een externe
warmtegenerator
Materiële schade
!
Het toestel mag ook bij het aansluiten van een externe
warmtegenerator niet van de stroomvoorziening worden
gescheiden, omdat het dan niet tegen vorst en corrosie
beschermd is. Ook in de winter, als mogelijkerwijs de
verwarming van tapwater alleen door de externe warm-
tegenerator verzorgd moet worden, mag de stroomvoor-
ziening niet worden onderbroken.
Het toestel is uitgerust met een geïntegreerde warmtewisselaar
met gladde buis, waarop een externe warmtegenerator kan wor-
den aangesloten (bijv. een zonnewarmte-installatie of een cen-
trale-verwarmingsinstallatie). Het warmwatervat is daarvoor op
diverse plaatsen voorzien van sensorhulzen. De afstemming tus-
sen toestel en externe warmtegenerator moet door de installateur
bij de eerste ingebruikname worden geregeld.
3.3
Werking van het toestel buiten het
werkingsgebied
f Zorg ervoor dat het toestel binnen het werkingsgebied
gebruikt wordt, om een storingsvrije werking van het toe-
stel te waarborgen (zie hoofdstuk "Technische gegevens/
gegevenstabel").
3.3.1 Werkingsgebied voor werking met warmtepomp
Omgevingstemperaturen lager dan het werkingsgebied
Wanneer de temperatuur daalt onder de ondergrens van het wer-
kingsgebied, kan de verdamper met ijs bedekt raken, afhankelijk
van de luchtvochtigheid en watertemperatuur. Wanneer de ver-
damper met ijs bedekt raakt, schakelt de ijstemperatuurbewaking
de compressor van de warmtepomp uit. Na het ontdooien van de
verdamper wordt de compressor automatisch ingeschakeld.
Tip
Het ontdooien van de verdamper leidt tot langere op-
warmprocessen.
www.stiebel-eltron.com