3.2
Verklaring van de servicefuncties
0.0 Laatste storingsmelding
Voor servicedoeleinden kan ook bij een functionerend
toestel de laatste storingsmelding worden opgeroepen.
De getoonde storingen verwijderen:
B Fout verwijderen (geen storing in display)
B Toets
indrukken.
B Met de toets
ja kiezen.
B Toets
indrukken.
Wanneer voor de service een foutenlijst van de laatste
tien gemelde fouten nodig is, kan deze in het tekstdis-
play worden bekeken in het niveau Instellingen ->
Service -> Extra functies -> Storinghistorie.
0.1 NTC aanvoer
De door de temperatuurvoeler bij de verwarmingsaan-
voer (NTC aanvoer) gemeten waarde wordt weergege-
ven.
0.2 NTC sanitair water
De door de temperatuurvoeler bij de uitgang van de pla-
tenwarmtewisselaar (NTC sanitair water) gemeten
waarde wordt weergegeven.
0.3 NTC 1 boiler/voorraadsysteem
Indirect verwarmde boiler:
De door de temperatuurvoeler in de boiler warm water
(NTC boiler 1) gemeten waarde wordt weergegeven.
Voorraadsysteem (HRVW/HRVS):
De door de temperatuurvoeler onder in het voorraad-
systeem warm water (NTC 1 voorraadsysteem) geme-
ten waarde wordt weergegeven.
0.4 NTC 2 voorraadsysteem
Voorraadsysteem (HRVW/HRVS):
De door de temperatuurvoeler boven in het voorraad-
systeem warm water (NTC 2 voorraadsysteem) geme-
ten waarde wordt weergegeven.
1.2 Codeerstekker
Het uit tien posities bestaande typenummer van de
codeerstekker wordt weergegeven.
Met de codeerstekker worden de toestelfuncties vast-
gelegd. Bij een ombouw van het soort gas van aardgas
naar vloeibaar gas en omgekeerd (met de ombouwset)
moet ook de codeerstekker vervangen worden.
1.5 Gewenste temperatuur aanvoer
Weergegeven wordt de aanvoertemperatuur die wordt
gevraagd door het tekstdisplay of door een aan de bus-
module aangesloten regelaar.
1.9 Moduleherkenning
Het tekstdisplay geeft de door het toestel herkende
modules aan.
7 181 465 333 (04.02)
2.0 Functie
U kunt kiezen tussen drie functies.
• Normale functie: het toestel verwarmt volgens de
instelling van de regelaar.
• Minimumfunctie: het toestel loopt constant met
kleinste (min.) vermogen.
Het tekstdisplay geeft de minimumfunctie aan. In het
display van twee posities worden afwisselend de
aanvoertemperatuur en
• Maximumfunctie: het toestel loopt constant met
grootste (max.) vermogen.
Het tekstdisplay geeft de maximumfunctie aan. In het
display van twee posities worden afwisselend de
aanvoertemperatuur en
2.3 Opwarmvermogen voorraadsysteem
Het opwarmvermogen van het voorraadsysteem kan
worden ingesteld tussen min. warmtevermogen en max.
warmtevermogen voor de warmwaterbereiding op het
overdrachtsvermogen van het voorraadsysteem warm
water.
B Vul het opwarmvermogen van het voorraadsysteem
in op het ingebruiknemingprotocol dat bij het toestel
hoort.
2.4 Antipendelprogramma
Deze functie is alleen actief wanneer servicefunctie 2.7
(automatisch antipendelprogramma) uitgescha-
keld is.
In de afleveringstoestand is het antipendelprogramma
ingesteld op 3 minuten.
De kortste schakelafstand bedraagt 1 minuut (geadvi-
seerd bij eenpijp- en luchtverwarmingssystemen).
Instelling 0 betekent antipendelprogramma uitgescha-
keld.
Bij gebruik van een weersafhankelijke ver-
i
warmingsregelaar is geen instelling nodig.
Het antipendelprogramma wordt door de
regelaar geoptimaliseerd.
B Vul het antipendelprogramma in op het ingebruikne-
mingprotocol dat bij het toestel hoort.
2.5 Max. aanvoertemperatuur
De maximale aanvoertemperatuur kan worden ingesteld
tussen 35°C en 88°C (fabrieksinstelling).
Ook wanneer de aanvoertemperatuurregelaar hoger
ingesteld staat word bij 2.5 de ingestelde max. aanvoer-
temperatuur niet overschreden.
Servicefuncties
weergegeven.
– –
– –
weergegeven.
9