5.6
Motor omschakelventiel (afb. 10)
B Schakel het toestel uit.
B Stekker van omschakelventiel los nemen.
B Bevestigingsveer van motor los nemen.
B Motor afnemen.
5.7
Omschakelventiel
B Schakel het toestel uit.
B Onderbreek de netspanning naar het toestel.
B Onderbreek de netspanning naar het toestel.
B Toestel aftappen.
B Stekker van omschakelventiel los nemen.
B Bevestigingsveer van motor los nemen.
B Motor afnemen.
B Bevestigingsveren van pijpverbindingen los nemen.
B Pijpverbindingen los nemen.
B Omschakelventiel los nemen.
Afb. 10
Na de inbouw:
B Installatie bijvullen en ontluchten (zie installatievoor-
schrift).
7 181 465 333 (04.02)
Demontage van de belangrijkste functiegroepen
5.8
Platenwisselaar
B Schakel het toestel uit.
B Servicekranen sluiten.
B Toestel aftappen.
B Pijpverbindingen los nemen.
Afb. 11
B Warmtewisselaar eruit nemen.
Na de inbouw:
B Installatie bijvullen en ontluchten (zie installatievoor-
schrift).
5.9
Elektroden
B Schakel het toestel uit.
7 181 465 330-12.1R
B Onderbreek de netspanning naar het toestel.
B Beide schroeven links en rechts van de elektrode set
met bevestigingsplaat demonteren (zie afb. 1).
B Elektrode set op slijtage en mechanische beschadi-
gingen controleren.
B Elektrode set evt. vervangen.
7 181 465 330-06.1R
75