Tabel 8: Krachten en momenten op de pompaansluitingen
Grootte
DN
032-032-160
32
032-032-200
32
040-040-160
40
040-040-250
40
050-050-160
50
050-050-250
50
065-065-160
65
065-065-250
65
080-080-160
80
080-080-200
80
080-080-250
80
100-100-125
100
100-100-160
100
100-100-200
100
100-100-250
100
125-125-160
125
125-125-200
125
125-125-250
125
150-150-200
150
150-150-250
150
200-200-250
200
200-200-315
200
5 Opstelling/Inbouw
5.3.2 Toegestane krachten en momenten op de pompaansluitingen
Afb. 8: Krachten en momenten op de pompaansluitingen
De gegevens voor krachten en momenten gelden alleen voor statische belastingen
op de leidingen. De gegevens gelden voor opstelling met fundatieplaat, d.m.v.
bouten op een star, vlak fundament bevestigd.
F
F
x
y
[N]
[N]
320
370
320
370
400
450
400
450
530
580
530
580
650
740
650
740
790
880
790
880
790
880
1050
1180
1050
1180
1050
1180
1050
1180
1250
1400
1250
1400
1250
1400
1600
1750
1600
1750
2100
2350
2100
2350
5.3.3 Vacuümvereffening
AANWIJZING
Bij transport uit onder vacuüm staande tanks is het aan te bevelen een
vacuümvereffeningsleiding aan te brengen.
Voor een vacuümvereffeningsleiding gelden de volgende voorschriften:
▪ De minimale nominale doorlaat van de leiding bedraagt 25 mm.
▪ De leiding moet uitmonden boven het hoogste toelaatbare vloeistofniveau in de
tank.
Etaline
F
∑F
M
z
[N]
[N]
[Nm]
300
574
390
300
574
390
350
696
450
350
696
450
470
916
500
470
916
500
600
1153
530
600
1153
530
720
1385
560
720
1385
560
720
1385
560
950
1843
620
950
1843
620
950
1843
620
950
1843
620
1120
2186
740
1120
2186
740
1120
2186
740
1400
2754
880
1400
2754
880
1900
3680
1150
1900
3680
1150
M
M
x
y
z
[Nm]
[Nm]
265
300
265
300
320
370
320
370
350
400
350
400
390
420
390
420
400
460
400
460
400
460
440
510
440
510
440
510
440
510
530
670
530
670
530
670
610
720
610
720
800
930
800
930
27 van 72