VENTO 130
2.3
VOORBEREIDING VOOR HET PLAATSEN
Voordat het toestel geplaatst kan worden moeten eerst de volgende
voorbereidingen getroffen worden .
2.3.1
Voorschriften voor de plaats van de uitmonding
2.3.1.1 Plaats van uitmonding in verband met de goede werking:
Uitmonding bovendaks:
Figuur 10: Uitmonding bovendaks
Deze moet ten minste 0,5 m zijn verwijderd van dakranden met uitzondering van
de eventueel aanwezige nokrand.
Uitmonding in gevel:
Figuur 11: Uitmonding in gevel
Deze moet ten minste 0,5 m zijn verwijderd van:
•
hoeken van het gebouw
•
dakoverstekken, dakgoot
•
balkons e.d. tenzij de afvoerconstructie doorloopt
tot ten minste de voorzijde van het overstekende deel.
26
VENTO 100
VENTO 80
>0,5 m
>0,5 m
VENTO 70
VENTO 60
VENTO 50