▪ Breng na het voltooien van de werkzaamheden toestelbekleding
en onderhoudskleppen onmiddellijk weer aan.
1.2.5
Eisen aan het verwarmingswater
Schade door afzettingen en corrosie vermijden: ter voorkoming van
corrosieproducten en afzettingen moeten de geldige regels van de
techniek (VDI 2035, BDH/ZVSHK informatie „steenvorming") in acht
worden genomen.
Mininumvereisten voor de kwaliteit van vul- en aanvulwater:
▪ Waterhardheid (calcium en magnesium, berekend als calciumcar-
bonaat): ≤ 3 mmol/l
▪ Geleidbaarheid: ≤ 1500 (ideaal: ≤ 100) μS/cm
▪ Chloride: ≤ 250 mg/l
▪ Sulfaat: ≤ 250 mg/l
▪ pH-waarde (verwarmingswater): 6,5 - 8,5
Bij vul- en aanvulwater dat zeer hard is (>3 mmol/l - som van calci-
um- en magnesiumconcentraties, berekend als calciumcarbonaat)
moeten er maatregelen voor onzilting, ontharding of stabilisatie van
de hardheid worden genomen. Wij adviseren Fernox kalk- en corro-
siebeschermingsmiddel KSK. Bij andere van de minimum eisen af-
wijkende eigenschappen zijn er geschikte conditioneringsmaatrege-
len noodzakelijk om aan de vereiste waterkwaliteit te voldoen.
Het gebruik van vul- en aanvulwater dat niet aan de vermelde kwali-
teitsvereisten voldoet, kan een duidelijk verkorte levensduur van het
apparaat veroorzaken. Alleen de exploitant is hiervoor verantwoor-
delijk.
1.2.6
Verwarmingsinstallatie en sanitairzijdige
aansluiting
▪ Installeer de verwarmingsinstallatie in overeenstemming met de
veiligheidsvoorschriften van EN 12828.
▪ De wateraansluiting moet aan de eisen van EN 12897 voldoen.
Bovendien moet acht worden geslagen op de vereisten van
▪ EN 1717 – Bescherming tegen verontreiniging van drinkwater in
waterinstallaties en algemene eisen voor inrichtingen ter voor-
koming van verontreiniging door terugstroming.
▪ EN 61770 – Elektrische toestellen verbonden met het waterlei-
dingnet - Voorkomen van terughevelen van niet-drinkbaar water
naar het net en het falen van slangstellen.
▪ EN 806 – Eisen voor drinkwaterinstallaties in gebouwen.
▪ en aanvullend, de wetgeving in het land van gebruik.
Bij de werking van de binnenunit met aanvullende warmtebron, met
name bij gebruik van aangesloten zonne-energie, kan de boilertem-
peratuur de 65 °C overschrijden.
▪ Bij de installatie van het systeem moet daarom een verbrandings-
bescherming (warmwater-mengvoorziening, bijv. VTA32) gemon-
teerd worden.
Als de binnenunit op een verwarmingssysteem wordt aangesloten
waarin buizen, stalen verwarmingselementen of niet tegen diffusie
beveiligde buizen voor vloerverwarming voorkomen, is het mogelijk
dat slib, spaanders of vijlsel in de warmwaterboiler terechtkomen en
verstopping, plaatselijke oververhitting en corrosieschade veroorza-
ken.
▪ Ter voorkoming van mogelijke schade moet er een vuilfilter of sli-
bafscheider in het retourcircuit van de installatie gemonteerd wor-
den (SAS 1 of SAS 2).
▪ De vuilfilter moet op regelmatige intervallen worden gereinigd.
1.2.7
Werking
De binnenunit:
▪ pas gebruiken als de installatie en de aansluitwerkzaamheden zijn
voltooid.
Daikin Altherma EHS(X/H)(B)-D
Warmtepomp (binnenunit) met geïntegreerde boiler
008.1444099_01 – 11/2018 – NL
1
Algemene veiligheidsmaatregelen
▪ uitsluitend met volledig gevuld voorraadvat (indicatie vulniveau) en
verwarmingcircuit gebruiken.
▪ met maximaal 3 bar installatiedruk gebruiken.
▪ uitsluitend met drukregelaar aan de externe watervoorziening
(toevoerleiding) aansluiten.
▪ uitsluitend met de voorgeschreven hoeveelheid en soort koude-
middel gebruiken.
▪ uitsluitend met gemonteerde afdekkap gebruiken.
De voorgeschreven onderhoudsintervallen moeten aangehouden en
inspectiewerkzaamheden uitgevoerd worden.
Installatie- en onderhoudshandleiding
7