4
Plaatsing en installatie
▪ Bij uitvoering als opener-schakelcontact moet parameter [HT/NT
verbinding] = 1 ingesteld worden [→ Hoofdmenu → Instellingen
→ In-/Outputs]. Als het energiebedrijf het laagtariefsignaal ver-
zendt, wordt schakelcontact S2S geopend. Het systeem schakelt
om naar "gedwongen UIT". Als het signaal opnieuw wordt verzon-
den, sluit het potentiaalvrije schakelcontact S2S en het systeem
begint weer te werken.
▪ Bij uitvoering als sluiter-schakelcontact moet parameter [HT/NT
verbinding] = 0 ingesteld worden [→ Hoofdmenu → Instellingen
→ In-/Outputs]. Als het energiebedrijf het laagtariefsignaal ver-
zendt, wordt schakelcontact S2S gesloten. Het systeem schakelt
om naar "gedwongen UIT". Als het signaal opnieuw wordt verzon-
den, opent het potentiaalvrije schakelcontact S2S en het systeem
begint weer te werken.
[HT/NT verbinding] = 1 [HT/NT verbinding] = 0
Afb 4-44
Aansluiting H/NT-schakelcontact
pos.
Omschrijving
1
Netaansluitingskast voor laagtarief netaansluiting
2
Ontvanger voor de analyse van het HT/NT-stuursignaal
3
Voeding warmtepomp buitenunit (zie voor de warmte-
pomp buitenunit de bijbehorende installatiehandleiding)
4
Potentiaalvrij schakelcontact voor warmtepomp binnen-
unit
Tab. 4-9
4.7.15
Aansluiting intelligente regelaar (Smart
Grid - SG)
Zodra de functie door parameter [Smart Grid] = 1 geactiveerd is
[→ Hoofdmenu → Instellingen → In-/Outputs] (zie de gebruiksaan-
wijzing van de regeling), wordt afhankelijk van het signaal van het
energiebedrijf de warmtepomp op standby, normaal of een werking
met hogere temperaturen gezet.
Hiervoor moeten de potentiaalvrije schakelcontacten SG1/SG2 van
de intelligente regelaar op stekker J8, aansluitingen Smart Grid en
energiebedrijf op printplaat RoCon BM2C worden aangesloten (zie
Afb
4-45).
Installatie- en onderhoudshandleiding
28
Zodra de functie Smart Grid actief is, wordt automatisch de HT/NT
functie gedeactiveerd. Afhankelijk van de waarde van parameter
[Modus Smart Grid] wordt de warmtepomp verschillend gebruikt
[→ Hoofdmenu → Instellingen → In-/Outputs] (zie gebruiksaanwij-
zing van de regeling).
Afb 4-45
Aansluiting Smart Grid
4.8
Aansluiting koudemiddel
INFORMATIE
Installatiehandleiding van de buitenunit in acht nemen!
4.8.1
Koudemiddelleidingen leggen
VOORZICHTIG
Het gebruik van reeds gebruikte koudemiddelleidingen kan
schade aan het apparaat veroorzaken.
▪ Gebruik geen koudemiddelleidingen meer die met een
ander koudemiddel zijn gebruikt. Vervang de koudemid-
deleiding en reinig hem zorgvuldig.
▪ Controleer of een olievangboog noodzakelijk is.
▪ Noodzakelijk als de binnenunit niet op hetzelfde niveau als de
warmtepomp buitenunit wordt geïnstalleerd
HO ≥ 10 m).
▪ Ten minste één olievangboog moet om de 10 m hoogteverschil
worden geïnstalleerd
(Afb
4-46, H = afstand van olievangbogen
onderling).
▪ Olievangboog alleen in de gasleiding noodzakelijk.
▪ Leidingen leggen met buigtoestel en voldoende afstand om elek-
trische leidingen te leggen.
▪ Solderingen aan leidingen alleen met een licht stikstofdebiet (al-
leen hard solderen toegestaan).
▪ Warmte-isolatie aan de verbindingspunten pas na de inbedrijfstel-
ling aanbrengen (vanwege lekkages zoeken).
▪ Flensverbindingen maken en op de apparaten aansluiten (aan-
haalmomenten in acht nemen, zie
Warmtepomp (binnenunit) met geïntegreerde boiler
(Afb
4-46,
Hfst.
10.4).
Daikin Altherma EHS(X/H)(B)-D
008.1444099_01 – 11/2018 – NL