5 Bediening
5.3
Thermostaatbeschrijving
De installateur heeft bij de inbedrijfstelling alle gebruiks-
parameters op voorgeprogrammeerde waarden gezet,
zodat de warmtepomp optimaal kan werken. U kunt ech-
ter achteraf de bedrijfsfuncties en functies individueel
instellen en aanpassen.
5.3.1
Mogelijke systeemcircuits
De thermostaat kan de volgende systeemcircuits rege-
len:
– een CV-circuit
– een indirect verwarmde warmwaterboiler
– een warmwater-circulatiepomp
– een buffercircuit
Voor uitbreiding van het systeem kunt u met behulp van
een buffercircuit maximaal zes extra mengcircuitmodu-
les VR 60 (toebehoren) met elk twee mengcircuits aan-
sluiten.
De mengcircuits worden via de thermostaat op de bedie-
ningsconsole van de warmtepomp geprogrammeerd.
Voor een comfortabeler bediening kunt u voor de eerste
acht CV-circuits de afstandsbedieningen VR 90 aanslui-
ten.
5.3.2 Energiebalansregeling
De energiebalansregeling geldt alleen voor hydraulische
systemen zonder bufferboiler.
Voor een efficiënte en storingsvrije werking van een
warmtepomp is het belangrijk om de start van de com-
pressor te reglementeren. De start van de compressor
is het tijdstip waarop zich de hoogste belastingen voor-
doen. Met behulp van de energiebalansregeling is het
mogelijk om de starts van de warmtepomp te minimali-
seren zonder dat het comfort van een aangenaam ka-
merklimaat wordt verminderd.
Net als bij andere weersafhankelijke thermostaten be-
paalt de thermostaat via de registratie van de buiten-
temperatuur door middel van een stooklijn een gewens-
te aanvoertemperatuur. De energiebalansberekening
geschiedt op grond van deze gewenste aanvoertempe-
ratuur en de actuele aanvoertemperatuur, waarvan het
verschil per minuut wordt gemeten en opgeteld:
1 graadminuut [°min] = 1 K temperatuurverschil in het
verloop van 1 minuut (K = Kelvin)
Bij een bepaald warmtetekort start de warmtepomp en
schakelt pas weer uit, als de toegevoerde hoeveelheid
warmte gelijk is aan het warmtetekort.
Hoe groter de ingestelde negatieve getallenwaarde is,
des te langer zijn de intervallen waarin de compressor
loopt of stilstaat.
14
5.3.3
Laadprincipe bufferboiler
De bufferboiler wordt afhankelijk van de gewenste aan-
voertemperatuur geregeld. De warmtepomp verwarmt,
als de temperatuur van de temperatuurvoeler bovenin
VF1 van de bufferboiler lager is dan de gewenste tempe-
ratuur. De pomp verwarmt zo lang tot de temperatuur-
voeler onderin RF1 van de bufferboiler de gewenste
temperatuur plus 2 K heeft bereikt.
Aansluitend op een lading van de warmwaterboiler
wordt de bufferboiler eveneens geladen, als de tempera-
tuur van de temperatuurvoeler bovenin VF1 minder dan
2 K hoger is dan de gewenste temperatuur (vroegtijdige
nalading): VF1 < gewenste aanv.T + 2 K.
5.3.4 Naar fabrieksinstellingen resetten
Attentie!
a
Per ongeluk wissen van de specifieke in-
stellingen!
Als u de regeling naar de fabrieksinstel-
ling reset, kunnen specifieke instellingen
van het systeem worden gewist en het
systeem kan uitschakelen.Het systeem
kan niet worden beschadigd.
• In de basisweergave van het grafisch display de twee
instelknoppen tegelijkertijd gedurende min. 5 sec. in-
drukken.
Daarna kunt u selecteren of alleen tijdprogramma's of
alle waarden naar fabrieksinstelling moeten worden ge-
reset.
5.3.5
Thermostaatstructuur
Als basisweergave is een grafisch display te zien. Deze
is het uitgangspunt voor alle aanwezige displays. Als u
bij het instellen van waarden gedurende een langere pe-
riode geen instelknop bedient, verschijnt automatisch
weer deze weergave.
De bediening van de thermostaat is onderverdeeld in
vier niveaus:
Het gebruikersniveau is bestemd voor de gebruiker.
In hfdst. 5.4 worden alle displays van de thermostaat
overzichtelijk als stroomdiagram weergegeven. Een uit-
voerige beschrijving van de display vindt u in hfdst. 5.5.
Het codeniveau (menu C1 - C9, D1 - D5, I1 - I5 en A1 - A9)
is uitsluitend bestemd voor de installateur en is door
code-invoer beveiligd tegen abusievelijk verstellen.
Als gebruiker kunt u door de menu's van het codeniveau
bladeren en de voor het systeem specifieke instelpara-
meters bekijken, maar de waarden niet wijzigen.
In de menu's C1 tot C9 stelt de installateur voor het sy-
steem specifieke parameters in.
Gebruiksaanwijzing geoTHERM VWS/VWW 0020045195_02