Electric Power Generation
Digitale spanningsregelaar D550
Deze referentielimieten definiëren het lichtgroene gebied op het capaciteitsdiagram waarin de
referentie kan variëren.
5.2.8.6. Regulering van de vermogensfactor bij een punt van het netwerk
R
P
Deze reguleringsmodus is alleen mogelijk als een meting van netwerkstroom-CT
•
bekabeld is aan de V-ingang op de D550.
Deze regulering moet worden ingeschakeld zodra de machine aan het data-onderdeel van het
•
netwerk (netwerkcontact sluit) is aangesloten en uitgeschakeld zodra de machine is
losgekoppeld van het netwerk. De bron van het netwerkverbindingscontact moet onder aan de
pagina staan:
De andere opties zijn de regulering van de vermogensfactor van de generator en kVAr-
•
regulering voor aan het netwerk verbonden machines (zie stappen 10 en 11).
Deze regulering wordt gebruikt om de vermogensfactor bij een punt van het netwerk te
•
reguleren. Hiervoor moet de alternatorstroommeting verbonden zijn.
Voor het inschakelen van de regulering van de vermogensfactor bij een punt van het netwerk,
•
selecteer het activeringstype van het uitklapmenu. Dit kan:
worden gecontroleerd door een digitale ingang (DI1 tot DI8).
•
altijd ingeschakeld door "Altijd ingeschakeld" te selecteren. In dit geval is de regulering van
•
de vermogensfactor bij een punt van het netwerk altijd ingeschakeld, volgens de volgorde
van prioriteiten van de reguleringen.
Als "Geen" is geselecteerd, is de regulering van de vermogensfactor van een punt van het
•
netwerk nooit ingeschakeld, of wordt ingeschakeld via een logische poort.
Het begin referentiepunt wordt bepaald door een vaste waarde in het tabblad "Intern
•
instelpunt", of door een analoge ingang, de bron, het type en het bereik, die moeten worden
gedefinieerd in het tabblad "Instelpunt van analoge ingang".
Als "Intern instelpunt" is geselecteerd, vul dan de spanningsreferentiewaarde in. Deze
•
waarde kan ook via de veldbus worden gewijzigd.
Installatie en onderhoud
80
5744 nl - 2024.01 / e