8.4 Ingebruikneming
• Controleer of alle transportbeveiligingen van
de compressor zijn verwijderd.
• Controleer of de persluchtleidingen op de
juiste manier zijn aangesloten.
• De compressor moet volgens voorschrift zijn
aangesloten op het elektriciteitsnet.
• Controleer of het luchtfilter op de juiste
manier is gemonteerd.
• Schakel de compressor in door de
drukschakelaar (11) in de stand "I"/"Auto" te
zetten (zie afbeelding 6).
Tijdens de eerste uren dat de
compressor wordt gebruikt, kan het
gebeuren dat deze na een korte stil-
stand telkens weer wordt ingeschakeld,
ook als er geen lucht uit de druktank
wordt gehaald. In deze fase bevat de
druktank te veel vocht en wordt de
tank op deze manier gedroogd.
Bij de geluiddemper (droge-luchtin-
stallatie), waar het onttrokken vocht als
waterdamp naar buiten komt, is een
blaasgeluid te horen.
8.5 Motorveiligheidsschakelaar
instellen
De motorveiligheidsschakelaar vormt bij alle
types met uitzondering van de Duo-Tandem
een constructieve eenheid met de
drukschakelaar (afbeelding 7). De schakelaar
kan met een stelschroef (31) worden
afgesteld.
Bij het type Duo-Tandem bevinden de beide
motorveiligheidsschakelaars zich in de
stuurkast van de compressor. De schakelaars
zijn voorzien van een stelschroef (35) en van
6
12
een start- en stopknop (36 en 37), zie
afbeelding 8.
Elke motorveiligheidsschakelaar is in de fabriek
ingesteld op een bepaalde waarde. De in de
fabriek ingestelde waarde is de waarde die in
hoofdstuk4, „Technische gegevens" wordt
aanbevolen bij een netfrequentie van 50 Hz. De
instelling dient bij installatie gecontroleerd te
worden en mag alleen veranderd worden indien
dit echt nodig is.
Daarbij mogen de in hoofdstuk 4,
„Technische gegevens" vermelde
maximumwaarden niet overschreden
worden!
Ga als volgt te werk om de
motorveiligheidsschakelaar in te stellen:
• Haal de beschermkap (11) van de
drukschakelaar of de stuurkast (bij het type
Duo-Tandem) af.
• Meet de maximale stroom (waarde net
voordat de uitschakeldruk wordt bereikt).
Er kunnen uitsluitend metingen
worden verricht en de schakelaar kan
alleen worden ingesteld als de
compressor spanningsvrij is.
• Stel de motorveiligheidsschakelaar via de
stelschroef (31 of 35, afhankelijk van het type)
in op de gemeten waarde.
8.6 Veiligheidsklep controleren
De veiligheidsklep is in de fabriek
ingesteld op 10 bar, getest en van
een stempel voorzien.
De klep mag niet versteld worden.
Bij ingebruikneming van de com-
pressor dient gecontroleerd te wor-
den of de veiligheidsklep goed werkt.
Draai schroef (6) een paar slagen naar links tot
er lucht uit de veiligheidsklep naar buiten komt.
Laat de veiligheidsklep maar even ongehin-
derd lucht naar buiten blazen.
Draai schroef (6) tot de aanslag naar rechts. De
klep moet nu weer gesloten zijn (zie afbeelding
11
4,9).
Tijdens deze controle moet de druktank
onder maximale (7,5 bar) druk staan,
zie ook paragraaf
12.4, Veiligheidsklep controleren.
De veiligheidsklep mag niet worden
gebruikt om de druktank te
ontluchten.
Als dit wel gebeurt, bestaat het risico
dat de klep daarna niet goed meer
functioneert.