3
4
5
8.2 Persluchtaansluiting
De compressor is standaard uitgerust met een
armaturenunit. Deze bestaat uit:
een drukschakelaar (11), een veiligheidsklep
(6), een koppelstuk voor de persluchtaans-
luiting (20) en een manometer (7).
• Schuif de flexibele drukslang (8x3x14) over
het aansluitstuk van de drukregelaar en zet
de slang met de slangklem (21) vast, zodat
hij niet kan losschieten.
Een flexibele drukslang tussen de
vaste persluchtleiding en de
compressor voorkomt dat trillingen en
geluiden worden overgedragen.
8.3 Aansluiting op het
elektriciteitsnet
Het apparaat mag alleen door een
gekwalificeerde vakman op het
elektriciteitsnet worden aangesloten.
(Dit geldt niet voor de kant-en-klaar
geleverde stations die afhankelijk van
11
de uitvoering van de compressor
bestemd zijn voor aansluiting op een
geaard stopcontact of een CEE-
stopcontact.)
De compressor wordt in de 400 V-uitvoering
6
geleverd met een CEE-stekker en in de 230 V-
uitvoering met een geaarde stekker. De voor-
schriften van het lokale elektriciteitsbedrijf
7
dienen beslist in acht genomen te worden.
Netspanning en frequentie moeten overeen-
stemmen met de gegevens op het
typeplaatje.
Er mogen geen aansluitkabels over
het apparaat lopen. De hete
oppervlakken van de compressor
zouden de isolatie van de kabels
kunnen beschadigen.
• Als het apparaat vast op het stroomnet
wordt aangesloten, moet er in de buurt van
het apparaat een uitschakelinrichting met een
contactopeningswijdte van minimaal 3 mm
aanwezig zijn (bijv. een contactverbreker).
• Als het apparaat met behulp van een stekker
op het stroomnet wordt aangesloten, moet
het stopcontact uit veiligheidsoverwegingen
goed toegankelijk zijn, zodat het apparaat
bij gevaar gemakkelijk van het net
20
losgekoppeld kan worden.
21
• De betreffende stroomkring in het gebouw
moet met een LS-schakelaar 10 A
(karakteristiek B, C en D) gezekerd zijn.
11