GEBRUIK
Veiligheid kookpannen
• Elke kookzone is voorzien van een sensor die ononderbroken de
temperatuur van de bodem van de kookpan controleert om elk
risico op oververhitting bij bijvoorbeeld een drooggekookte pan te
vermijden.
Veiligheid metalen voorwerpen
• Een klein voorwerp zoals een te kleine kookpan (kleiner dan 12 cm),
een vork of een lepel wordt door de kookplaat niet als een kookpan
gedetecteerd. Het display van de zone knippert en de kookplaat
wordt niet ingeschakeld.
Oververhittingsbeveiligingen
Het toestel kan oververhit raken, wanneer:
• de pan de warmte niet goed geleidt;
• vet of olie op een hoge stand verhit wordt;
• er onvoldoende luchtcirculatie is (zie ook ventilatiebeveiliging bij het
installatievoorschrift).
In geval van oververhitting leidt dit bij de desbetreffende kookzone,
respectievelijk alle kookzones, tot een van de volgende reacties:
• de kookplaat zal het toegevoerde vermogen iets laten afnemen;
• wanneer dit niet helpt zal de kookplaat uitschakelen en de melding
E2 in de displays laten zien.
Wanneer de kookplaat voldoende is afgekoeld verdwijnt de melding E2
weer en kunt u het toestel opnieuw inschakelen.
Voorkom dat de oververhittingsbeveiliging van het toestel geactiveerd
wordt door:
• pannen te gebruiken die de warmte goed geleiden;
• vet of olie op een lagere stand te verhitten;
• voldoende luchtcirculatie.
Neem contact op met de servicedienst of een erkend vakman
indien de oververhittingsbeveiliging desondanks opnieuw
geactiveerd wordt.
NL 7