Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Veiligheid; Doelmatig Gebruik; Maatregelen Bij Gasreuk; Veiligheidsvoorschriften - Weishaupt WG5 1-A LN Series Montage- En Bedieningshandleiding

Gas
Verberg thumbnails Zie ook voor WG5 1-A LN Series:
Inhoudsopgave

Advertenties

2 Veiligheid

83051207 1/2020-01 La
Montage- en bedieningsrichtlijnen
Gasbrander WG5.../1-A LN
2 Veiligheid

2.1 Doelmatig gebruik

De brander is geschikt voor de werking met warmtegeneratoren volgens EN 303
en EN 676. De installatienormen NBN D 30-001, D 30-002 en D 30-003, de
normen voor gasvoorziening NBN D 51-001, D 51-003 (laatste editie), D 51-004
en D 51-005, de normen voor stookplaatsen NBN B 61-001 (≥70kW) en
NBN B 61-002 (<70 kW) en alle andere geldende normen dienen in acht te
worden genomen.
Als de brander niet in vuurhaarden volgens EN 303 en EN 676 gebruikt wordt,
moet een veiligheidstechnische beoordeling van de verbranding en van de
vlamstabiliteit in de verschillende procestoestanden en aan de uitschakelgrenzen
van de verbrandingsinstallatie plaatsvinden en gedocumenteerd worden.
De verbrandingslucht moet vrij zijn van agressieve stoffen (bijv. halogenen). Bij
verontreinigde verbrandingslucht in de opstellingsruimte moet er meer gereinigd
worden en is er meer onderhoud nodig. In dit geval wordt een
buitenluchtaanzuiging aanbevolen.
De brander mag alleen in gesloten ruimtes gebruikt worden.
Ondoelmatig gebruik kan:
verwondings- of levensgevaar voor de gebruiker of voor derden veroorzaken;
het toestel of andere voorwerpen beschadigen.

2.2 Maatregelen bij gasreuk

Open vuur en vonkvorming verhinderen, bijv.:
Geen licht aan- of uitschakelen.
Geen elektrische toestellen aanraken.
Geen mobiele telefoons gebruiken.
Ramen en deuren openen.
Gaskogelkraan sluiten.
Huisbewoners waarschuwen, niet op een bel drukken.
Gebouw verlaten.
Van buiten het gebouw de verwarmingsinstallateur of gasmaatschappij
verwittigen.

2.3 Veiligheidsvoorschriften

Storingen of gebreken die afbreuk doen aan de veiligheid moeten onmiddellijk
opgelost worden.
Componenten die een toenemende slijtage vertonen of waarvan de constructief
bepaalde levensduur overschreden is resp. vóór het volgende onderhoud
overschreden wordt, moeten uit voorzorg vervangen worden.
De constructief bepaalde levensduur van de componenten is in het
onderhoudsplan vermeld [hfst. 9.2].

2.3.1 Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)

Bij alle werken moeten de nodige persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt
worden.

2.3.2 Normale werking

Alle kenplaten op het toestel leesbaar houden.
Voorgeschreven instellings-, onderhouds- en inspectiewerken op tijd uitvoeren.
Toestel enkel met gesloten deksel gebruiken.
6-88

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave