SATEL
P1 / P2 – voer de spanningswaarde (X1 / X2) en de overeenkomstige waarde van de fysieke
hoeveelheid (Y1 / Y2) in voor twee punten op de lineaire karakteristiek van de sensor (zie
het voorbeeld in afb. 21, waarbij P1: 0,75 V -> 0% Rh en P2: 1,5 V-> 40% is).
6.6
1-draads sensoren
Op de 1-draads bus kunnen tot 8 digitale temperatuursensoren worden aangesloten.
De manier waarop 1-draads sensoren door de module worden behandeld, is vrijwel hetzelfde
als in het geval van sensoren die aangesloten zijn op de analoge ingangen (zie Fig. 20).
6.6.1
Status
sensor niet gebruikt (niet geïdentificeerd – zie: "Sensoren identificeren" p. 30).
normale status. Klik om de sensor te overbruggen.
L of H drempelwaarde overschreden. Klik om de sensor te overbruggen.
sensor overbrugd. Klik om om de sensor uit overbrugging te halen.
sensor storing.
De knoppen worden weergegeven indien het programma verbonden is met de module.
De temperatuur geregistreerd door de sensor wordt onder de knop weergegeven.
(Plus minus de correctie waarde – zie "Correctie").
6.6.2
Instellingen
– klik om de tabel opties weer te geven. Met deze opties kunt u de geselecteerde
kolommen in de tabel verbergen / weergeven en de kolommen aanpassen aan de inhoud
of aan de breedte van het venster.
Sensor naam - individuele naam van de sensor aangesloten op de bus (tot 16 karakters).
Sensor ID – individueel identificatienummer van de sensor. Het nummer is opgeslagen in het
geheugen van de sensor. Het ID wordt door de module gelezen na het starten van de
sensor identificatie functie.
GPRS-A LTE
Afb. 22. "1-draads sensoren" tabblad.
29