Nederlands
Effecten voor alle functie-uitgangen (AUX1 t/m AUX6)
Rijrichtingafhankelijk aan-/uitschakelen.
Knipperen en dubbel knipperen. De frequentie en de impulsduur van
de knipperlichten kan worden ingesteld. Voorbeeld: Enkelvoudig en
afwisselend of willekeurig oplichten.
Kicken: De functie-uitgangen kunnen zo worden ingesteld dat ze eerst
voor maximaal 12,5 seconden de volle spanning behouden en daarna
worden uitgeschakeld.
koppelingen is voor het ontkoppelen de volle spanning noodzakelijk. Om
de koppeling te lossen moet aansluitend de spanning worden
uitgeschakeld.
Rangeerlicht: de uitgangen kunnen ook zo worden geprogrammeerd,
dat ze tijdens het rangeren (te schakelen met F3 of F4)
daadwerkelijk ingeschakeld zijn. De rijrichtingafhankelijkheid van
deze uitgangen is tijdens het rangeren opgeheven.
Speciale functie voor rijstap 0: Een functie kan zo worden
geprogrammeerd dat hij bij rijstap 0 sommige functies uitschakelt en
andere
functie-uitgangen
werkplaatsen is het gebruikelijk dat bij kortstondig opgestelde locs
aan de voor- en achterzijde het sluitlicht wordt ingeschakeld.
Effecten voor de functie-uitgangen AUX1 t/m AUX4
Dimmen. Voorbeeld: De voor het analoog bedrijf bedoelde lampjes
van oudere voertuigen kunnen worden gedimd en hoeven daarom
na het inbouwen van de decoder niet te worden verwisseld.
Rijstapafhankelijk dimmen: de spanning wordt afhankelijk van de rijstap
gedimd. Hierdoor kan bv. een matige rookontwikkeling worden
gerealiseerd bij een stop of een uitgeschakelde of gedimde
stuurstandverlichting tijdens het rijden.
MARslight (= aanzwellen en afnemen van de lichtsterkte): Voorbeeld:
Amerikaanse locs met dit type verlichting.
Pagina 12
Voorbeeld: Bij enkele typen elektrische
inschakelt.
FD-R Extended
Voorbeeld:
in
sommige