Probleem
Er kan moeilijk
worden
scherpgesteld op
De autofocus
het onderwerp.
werkt niet.
6
Het onderwerp
is te dichtbij.
[Autofocusstand]
is ingesteld op f.
De scherpstelling
De opnamestand
kan niet worden
is ingesteld op e,
vergrendeld.
l,
de stand S.
94
Oorzaak
Oplossing
werkt niet goed bij objecten
v
met een laag contrast (de
hemel, witte muren, etc.),
donkere kleuren, ingewikkelde
patronen, snel bewegende
objecten of
landschapsopnamen via
een venster of een netachtig
patroon.
Vergrendel de scherpstelling
op een ander object dat zich
op dezelfde afstand als uw
onderwerp bevindt, richt dan op
het doel en maak een opname.
Als alternatief kan gebruik
worden gemaakt van w. (p.48)
Neem meer afstand tot
het onderwerp en maak
een opname.
Stel [Autofocusstand] in op e,
of i. (p.47)
g,
h
In deze standen is
[Autofocusstand] vast ingesteld
op f. Stel een andere
of
van
o
u
opnamestand in dan die links
worden getoond.
Probleem
Oorzaak
Wanneer de flitser
is ingesteld op
of B, gaat de
flitser niet af als
het onderwerp
helder is.
De ingebouwde
flitser gaat niet af.
De opnamestand
is ingesteld op c,
g, j, k,
r, o, s, t,
of
van de
u
v
stand S.
De camera wordt
De USB-
niet herkend als
aansluitfunctie
deze aangesloten
is ingesteld
is op een
op [PTP].
computer.
De opname-
Het snelkeuzewiel
instellingen
is ingesteld op
kunnen niet
positie 1 t/m 4
gewijzigd worden.
Oplossing
A
Wijzig de flitsinstelling. (p.45)
In deze standen wordt de
flitsinstelling vast ingesteld
op J. Stel een andere
opnamestand in dan die links
worden getoond.
Stel [USB-aansluiting] in op
[MSC] bij [Interface-opties]
in het menu D2.
Als u het snelkeuzewiel
gebruikt voor het maken van
opnamen, dan krijgen de
instellingen die in het
snelkeuzewiel zijn opgeslagen
de prioriteit.