Knoppen
1
1
2
6
7
8
1 E-knop (V)
Stelt de sluitertijd, het diafragma en de
belichtingscompensatie in. (p.41)
3
U kunt de instellingen wijzigen indien het bedieningspaneel
panel getoond wordt. (p.14)
U kunt de menutabs wijzigen wanneer een menuscherm
getoond wordt. (p.15)
Gebruik in de weergavestand deze knop om een opname
te vergroten of meerdere opnamen tegelijkertijd weer
te geven. (p.64)
2 Functiekiezer
4
Hiermee wordt de opnamestand gewijzigd. (p.35)
3 Ontspanknop
Druk deze knop in om opnamen te maken. (p.36)
5
Druk deze knop tijdens de weergavestand half in om
over te gaan naar de opnamestand.
4 Snelkeuzewiel
U kunt uw voorkeursinstellingen voor opnamen opslaan
8
en deze later weer gemakkelijk ophalen. (p.61)
5 Ontgrendelknop voor objectief
Druk deze knop in om een objectief te verwijderen. (p.29)
9
6 Weergaveknop (B)
Schakelt over naar de weergavestand. (p.36) Druk de knop
0
opnieuw in om over te gaan naar de opnamestand.
7 Uitklapschakelaar flitser
a
Verschuif deze schakelaar om de ingebouwde flitser
b
uit te klappen (p.45).
c
8 Aan/uit-knop
Druk deze knop in om de camera in of uit te schakelen
d
(p.33).