5
Voer met de cijfertoetsen het nummer in dat u wilt opslaan,
en druk op Enter.
Als u een pauze wilt invoegen tussen cijfers, drukt u op
Opn./Pauze. Op het display wordt een koppelteken
weergegeven.
6
Als u een naam wilt toewijzen aan het nummer, voert u de
gewenste naam in. Voor informatie over het invoeren van
tekens verwijzen we naar pagina 1.29.
Of
Sla deze stap over als u geen naam wilt toewijzen.
7
Druk op Enter als de naam juist wordt weergegeven of als
u geen naam wilt invoeren.
8
Als u nog een faxnummer wilt opslaan, herhaalt u de
stappen 4 tot en met 7.
Of
Druk op Wissen/Stop om terug te keren naar de stand-by-
modus.
Een fax verzenden via een snelkiesnummer
1
Plaats het (de) document(en) met de bedrukte zijde onder
in de automatische documentinvoer.
Zie pagina 4.5 voor informatie over het plaatsen van een
document.
2
Stel een resolutie in die geschikt is voor uw faxbericht. Zie
pagina 4.6.
Zie pagina 4.3 als u de helderheid wilt wijzigen.
3
Voer het snelkiesnummer in.
• Voor een snelkiesnummer van één cijfer houdt u de
betreffende cijfertoets ingedrukt.
• Voor een snelkiesnummer van twee cijfers drukt u de
eerste cijfertoets kort in en houdt u de tweede cijfertoets
ingedrukt.
De overeenkomstige naam wordt kort weergegeven.
4
Het document wordt ingescand in het geheugen.
Het faxnummer dat onder het gekozen snelkiesnummer is
opgeslagen, wordt automatisch gekozen. Het document
wordt verzonden zodra de fax aan de andere kant de
oproep beantwoordt.
4
F
4.17
AXEN