A.4
Lade 2 instellen in de printereigenschappen
Als u lade 2 heeft geplaatst terwijl het apparaat aanstond, wordt
de lade niet herkend door het apparaat. U moet de lade dan
instellen in het eigenschappenvenster van de printer zodat u de
lade kunt gebruiken om af te drukken vanuit uw computer.
1
Klik op de knop Start van Windows.
2
In Windows 95/98/Me/NT 4.0/2000: Kies achtereenvolgens
Instellingen en Printers.
In Windows XP: Kies Printers en faxapparaten.
3
Selecteer de printer Printer Driver Type 2200.
4
Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en
kies Eigenschappen.
5
Klik op het tabblad Printer, selecteer Lade 2 in de
vervolgkeuzelijst Optionele lade en klik op OK.
Het papiertype en -formaat instellen voor lade 2
Nadat u de optionele lade 2 heeft geïnstalleerd en papier in de
lade heeft geplaatst, moet u het papiertype en -formaat
instellen met de toetsen van het bedieningspaneel. Deze
instellingen hebben betrekking op de fax- en kopieermodus. Als
u afdrukt vanuit een computer, moet u het papiertype en -
formaat selecteren in het programma dat u gebruikt.
1
Druk op Menu.
Op de bovenste regel van het display verschijnt 'Papier
inst.' en op de onderste regel verschijnt het eerste menu-
item 'Papiersoort'.
2
Druk op Enter om toegang te krijgen tot het menu-item.
3
Blader met de bladertoetsen ( ➛ of ❿ ) naar het papiertype
dat u gebruikt en druk op Enter om het op te slaan.
4
Druk op de toets ❿ om naar 'Papierformaat' te bladeren, en
druk op Enter om dit menu te openen.
5
Druk op ( ➛ of ❿¤ ) tot op de onderste regel van het display
'Grootte lade 2 ' verschijnt.
6
Blader met de bladertoetsen ( ➛ of ❿ ) naar het
papierformaat dat u gebruikt, en druk op Enter om het op
te slaan.
Om terug te keren naar de stand-by-modus, drukt u op
Wissen/Stop.