insTAllATie
Ingebruikname
13.1 Controle voor de ingebruikname
f Controleer de hierna vermelde punten voor de
f
ingebruikname.
13.1.1 Verwarmingsinstallatie
- Heeft u de verwarmingsinstallatie met de juist druk gevuld
en de snelontluchter geopend?
13.1.2 Temperatuursensor
- Hebt u de buitensensor en de retoursensor op de juiste wijze
aangesloten en geplaatst?
13.1.3 netaansluiting
- Heeft u de netaansluiting vakkundig uitgevoerd?
13.2 Eerste ingebruikname
13.2.1 De stooklijn instellen
Het rendement van een warmtepomp neemt af naarmate de aan-
voertemperatuur stijgt. Daarom dient u de stooklijn nauwkeurig
in te stellen. Als de stooklijn te hoog wordt ingesteld, sluiten de
zone- of thermostatische kranen, zodat het vereiste minimale de-
biet in het verwarmingscircuit eventueel niet kan worden gehaald.
f Houd rekening met de bedienings- en installatiehandleiding
f
van de WPM.
Aan de hand van de volgende procedure kunt u de stooklijn correct
instellen:
- Thermostatische kraan/kranen of zonekraan/-kranen in een
referentieruimte (bijv. de woonkamer of de badkamer) volle-
dig openen.
Het is aan te bevelen geen thermostatische kranen of
zonekranen te monteren in de referentieruimte. Regel
voor deze ruimtes de temperatuur met behulp van een
afstandsbediening.
- Pas bij verschillende buitentemperaturen (bv. –10 °C en
+10 °C) de stooklijn zo aan dat de gewenste temperatuur in
de referentieruimte wordt behaald.
Richtwaarden voor het begin:
Parameter
Vloerverwarming
Verwarmingscurve
0,4
Regeldynamiek
5
Komfort Temperatur
20 °C
Als de kamertemperatuur in het overgangsseizoen (ca. 10 °C bui-
tentemperatuur) te laag is, moet u in het menu van de warmte-
pompmanager bij INSTELLINGEN/VERWARMEN/VERWARMINGS-
CIRCUIT de parameter "COMFORT TEMPERATUUR" verhogen.
Info
Als er geen afstandsbediening geïnstalleerd is, leidt een
verhoging van de parameter "COMFORT TEMPERATUUR"
tot een parallelle verschuiving van de stooklijn.
Als de kamertemperatuur bij lage buitentemperaturen te laag is,
moet de parameter "STOOKLIJN" worden verhoogd.
Als de parameter "STOOKLIJN" is verhoogd, dient u bij hogere
buitentemperaturen de zonekraan of de thermostatische kraan
in de referentieruimte in te stellen op de gewenste temperatuur.
www.stiebel-eltron.com
Als alles correct is uitgevoerd, kunt u het systeem opwarmen tot
de maximale bedrijfstemperatuur en nogmaals ontluchten.
13.2.2 Overige instellingen
f Houd voor de werking met en zonder buffervat rekening met
f
Bij gebruik van het opwarmprogramma
Bij gebruik van het opwarmprogramma moeten op de WPM de
volgende instellingen worden uitgevoerd:
f Stel eerst parameter "BIVALENTIETEMPERATUUR HZG" in op
f
f Stel vervolgens parameter "OND WERKINGSGEBIED HZG" in
f
13.3 Buitendienststelling
radiatorverwarming
0,8
15
20 °C
13.3.1 Stand-bywerking
Als de installatie buiten dienst moet worden gesteld, zet u de
WPM op stand-by. De veiligheidsfuncties voor de bescherming
van de installatie blijven op die manier verzekerd (bijv. vorstbe-
scherming).
13.3.2 Spanningsonderbreking
Als de installatie permanent van het stroomnet ontkoppeld dient
te worden, neem dan de volgende info in acht:
Info
Verlaag de temperatuur in het volledige gebouw niet
door alle zonekranen of thermostatische kranen dicht te
draaien, maar door gebruik te maken van de verlagings-
programma's.
Materiële schade
!
Let bij vloerverwarmingen op de maximaal toegelaten
temperatuur voor de vloerverwarming.
het hoofdstuk "Bediening / Menustructuur / Menu INSTEL-
LINGEN / BASISINSTELLING / BUFFERWERKING" in de bedie-
nings- en installatiehandleiding van de WPM.
30 °C.
op 30 °C.
Info
Na het opwarmproces moeten parameters "BIVALENTIE-
TEMPERATUUR HZG" en "OND WERKINGSGEBIED HZG"
opnieuw op de standaardwaarden of op de installatie-
waarden ingesteld worden.
Materiële schade
!
De voeding van de warmtepomp mag ook buiten de ver-
warmingsperiode niet worden onderbroken. De vorstbe-
scherming van de installatie is anders niet gegarandeerd.
De warmtepomp wordt door de warmtepompmanager
automatisch naar het zomer- of winterbedrijf geschakeld.
Materiële schade
!
Maak de installatie aan de waterzijde leeg, terwijl de
warmtepomp volledig uitgeschakeld is en wanneer er
vorstgevaar bestaat.
WPL 47 | WPL 57 |
15