insTAllATie
Montage
Info
Wanneer u het vulwater behandelt met inhibitoren of
additieven, gelden dezelfde grenswaarden als bij ont-
zouting.
10.5.1 Verwarmingsinstallatie ontluchten
f Ontlucht het leidingsysteem zorgvuldig. Bedien daarvoor
f
het ontluchtingsventiel dat in de warmtepomp in de verwar-
mingsaanvoer is ingebouwd.
10.6 Minimaal debiet
Het minimumdebiet wordt ingesteld aan de hand van het tempe-
ratuurverschil van het buffercircuit.
Stel de bufferlaadpomp zo in dat het maximale temperatuurver-
schil niet of hoogstens wordt bereikt.
De instelling van het debiet gebeurt in de warmtepompmodus.
Daarvoor moeten eerst de volgende instellingen uitgevoerd wor-
den:
f Haal de zekering van de elektrische nood-/bijverwarming
f
er tijdelijk uit om de nood-/bijverwarming spanningsvrij te
schakelen. Als alternatief kunt u ook de tweede warmtegene-
rator uitschakelen.
f Gebruik het toestel in de verwarmingswerking.
f
10.6.1 Debiet met buffervat
Bij het gebruik van een buffervat moet in menu "INSTELLINGEN/
VERWARMEN/BASISINSTELLINGEN" parameter "BUFFERWERKING"
op "AAN" ingesteld worden.
Het is mogelijk het debiet met behulp van het temperatuurverschil
van het buffercircuit in te stellen. Daarbij mag het debiet niet lager
zijn dan het minimumdebiet.
Maximaal temperatuurverschil aan bufferlaadzijde met buffervat:
10
8
6
4
2
0
-15
-10
-5
0
1
Nominale volumestroom
X
Buitentemperatuur [°C]
Y
Maximaal temperatuurverschil [K]
f Start de instelling van de circulatiepomp, wanneer het tem-
f
peratuurverschil tussen de aanvoer- en retourtemperatuur
niet meer wijzigt.
f Vergelijk het resulterende temperatuurverschil tussen aan-
f
voer en retour op het toestel met de grafiek "Maximaal tem-
peratuurverschil aan bufferlaadzijde met buffervat".
www.stiebel-eltron.com
5
10
15
20
25
30
f Stel de bufferlaadpomp zo in dat het maximale tempe-
f
ratuurverschil hoogstens wordt bereikt, maar niet wordt
overschreden.
f Bij gebruik van het toestel voor de warmwaterbereiding
f
controleert u de instelling van de opvoerhoogte in het
warmwaterbedrijf.
f Pas de instelling van de opvoerhoogte van de warmwater-
f
laadpomp evt. aan.
f Stel de buffer- en de warmwaterlaadpomp in op
f
∆p-constant.
10.7 Condensaatafvoer
Voor de condensaatafvoer werd in de fabriek een buis gemonteerd
op de ontdooibak. De buis eindigt in de buurt van de opening in de
bodemplaat. Om het condensaat te kunnen afvoeren, is het toestel
voorzien van een slang van twee meter met een hoekkoppelingen.
f Bevestig de meegeleverde slang aan de leiding van de
f
ontdooibak.
10.8 Tweede warmteopwekker
Bij bivalente systemen moet de warmtepomp altijd worden ge-
integreerd in de retour van de tweede warmteopwekker (bijv.
olieketel).
10.9 Beschermingstemperatuurregelaar voor
vloerverwarming STB-FB
Materiële schade
!
Om in geval van storingen eventuele schade door een
verhoogde voorlooptemperatuur in de vloerverwarming
te vermijden, adviseren we principieel het gebruik van
een beschermingstemperatuurregelaar voor begrenzing
van de systeemtemperatuur.
1
WPL 47 | WPL 57 |
11