Bediening
Toestelbeschrijving
3.
Toestelbeschrijving
3.1
Minimale softwarestanden
Voor de werking van de warmtepomp zijn minstens de volgende
softwarestanden vereist:
- WPM: 390.09
- MFG: V.14
- FES: 417.05
3.2
Gebruikseigenschappen
Het toestel is een verwarmingswarmtepomp voor buiten die als
lucht-water warmtepomp functioneert. Er wordt op een laag tem-
peratuurniveau warmte aan de buitenlucht onttrokken, die dan op
een hoger temperatuurniveau wordt afgegeven aan het cv-water.
Het cv-water kan tot een aanvoertemperatuur van 60 °C worden
opgewarmd.
Dit toestel heeft nog andere gebruikseigenschappen:
- geschikt voor vloerverwarming en radiatorverwarming.
- Bij voorkeur voor lage temperatuurverwarming.
- Haalt uit de buitenlucht zelfs nog warmte bij een buitentem-
peratuur van -20 °C.
- Buitenste bekledingsdelen zijn van verzinkt staal en corrosie-
werend en gelakt.
- Bevat niet-brandbaar veiligheidskoelmiddel.
Info
Het toestel kan nu in combinatie met de volgende pro-
ducten worden gebruikt:
- hydraulische module HM(S) (Trend)
- boiler- en hydraulische module HSBB 200 (S) classic
- combiboiler HSBC 200 (S)
3.3
Werkmodus
3.3.1 Verwarmen
Met de warmtewisselaar aan de luchtzijde (verdamper) wordt
warmte onttrokken aan de buitenlucht. Het verdampte koel-
middel wordt met een compressor gecomprimeerd. Daarvoor is
elektrische energie vereist. Het koelmiddel heeft nu een hogere
temperatuur. Een tweede warmtewisselaar (condensor) geeft de
warmte af aan het verwarmingscircuit. Daarna wordt de druk van
het koudemiddel lager en begint het proces van voren af aan.
Bij lagere luchttemperaturen dan ca. +7 °C slaat de luchtvoch-
tigheid als rijp op de verdamperlamellen neer. Deze rijpaanslag
wordt automatisch ontdooid. Het water dat hierbij ontstaat,
stroomt via de vrije condensaatafvoer uit het toestel en sijpelt in
het grindbed weg.
www.stiebel-eltron.com
Materiële schade
!
Tijdens de ontdooifase schakelt de ventilator uit en wordt
de warmtepompkring omgekeerd. De voor het ontdooi-
en benodigde warmte wordt uit het buffervat gehaald.
Bij een werking zonder buffervat moet u het hoofdstuk
"Bediening/Menustructuur/Menu INSTELLINGEN/BA-
SISINSTELLING/BUFFERWERKING" in de bedienings- en
installatiehandleiding van de WPM in acht nemen. An-
ders kan het cv-water bij ongunstige omstandigheden
bevriezen.
Info
In de winter kunnen zich onderaan aan de condensaataf-
voer ijspegels vormen. Dit heeft geen negatieve invloed
op de werking van het toestel, zolang het condensaat
maar ongehinderd kan worden afgevoerd.
Op het einde van de ontdooifase schakelt de warmtepomp auto-
matisch terug naar de verwarmingsmodus.
Materiële schade
!
Bij bivalente werking kan de warmtepomp worden door-
stroomd door het retourwater van de tweede warmteop-
wekker. Houd er rekening mee dat de retourtemperatuur
maximaal 60 °C mag zijn.
3.3.2 Koelen
Materiële schade
!
De warmtepomp is niet geschikt voor continue koelwer-
king het hele jaar door.
f Houd rekening met de werkingsgebied (zie hoofd-
f
stuk "Technische gegevens/gegevenstabel").
Info
Met de HM(S) (Trend) is een oppervlakte- en ventilator-
koeling mogelijk.
Met de HSBB 200 (S) classic en HSBC 200 (S) is een op-
pervlaktekoeling mogelijk.
De ruimtes worden gekoeld door omkering van het warmtepomp-
circuit. Aan het cv water wordt warmte onttrokken. De verdamper
geeft deze warmte af aan de buitenlucht.
Bij oppervlaktekoeling is de installatie van afstandsbediening
FEK voor de meting van de relatieve vochtigheid en de kamer-
temperatuur voor de dauwpuntbewaking in een referentieruimte
noodzakelijk.
Bij de ventilatorkoeling is het noodzakelijk om de afstandsbedie-
ning FE7 te installeren, zodat de meting van de relatieve vochtig-
heid en van de kamertemperatuur om het dauwpunt te bewaken,
mogelijk is.
Werkingsgebied voor de warmtepomp
Bij een buitentemperatuur onder de ingestelde onderste wer-
kingsgrens voor de koeling (parameter GRENS KOELEN) wordt de
warmtepomp uitgeschakeld.
WPL ACS classic |
5