insTallaTie
Ingebruikname
Aansluiting
1
N L1
X3
1
X3 Compressor (inverter)
L1, N,
2
X4
Stuurspanning
Netaansluiting: L N,
3
X2 Laagspanning (BUS-kabel)
nc (niet gebruikt)
High H
Low L
Het geteste toestel voldoet aan IEC 61000-3-12.
16
| WPL ACS classic
2
3
nc H L
X4
X2
12. Ingebruikname
Voor de werking van het toestel is de warmtepompmanager WPM
noodzakelijk. Hiermee worden alle vereiste instellingen voor en
tijdens de werking uitgevoerd.
Alle instellingen in de ingebruiknamelijst van de warmtepomp-
manager, de ingebruikname van het toestel en de opleiding van
de gebruiker moeten uitgevoerd worden door een installateur.
De ingebruikname moet overeenkomstig deze installatiehandlei-
ding en de bedienings- en installatiehandleiding van de warmte-
pompmanager plaatsvinden. Voor de ingebruikname kunt u een
beroep doen op onze klantenservice (tegen betaling).
Als u dit toestel commercieel gebruikt, dient u voor de ingebruik-
name rekening te houden met de voorschriften inzake industriële
veiligheid en gezondheid. Meer informatie hieromtrent vindt u bij
de bevoegde toezichthoudende instantie (bijv. TÜV).
12.1 Controle voor de opstart
Controleer volgende punten voor de ingebruikname:
12.1.1 Verwarmingsinstallatie
- Hebt u de verwarmingsinstallatie met de correcte druk ge-
vuld en de automatische ontluchter gesloten?
12.1.2 Temperatuursensor
- Hebt u de buitensensor en de retoursensor (in combinatie
met een buffervat) correct aangesloten en geplaatst?
12.1.3 netaansluiting
- Heeft u de netaansluiting vakkundig uitgevoerd?
12.2 Werking met een externe tweede
warmtegenerator
Het toestel is in de fabriek op compressorwerking met elektri-
sche nood-/bijverwarming ingesteld. Als het toestel bivalent met
een externe tweede warmtegenerator wordt gebruikt, moet u de
schuifschakelaar op "Compressorwerking met een externe tweede
warmtegenerator" instellen (zie hoofdstuk "Storingen verhelpen/
Controle van de schuifregelaar op de IWS").
12.3 Eerste ingebruikname
12.3.1 De stooklijn instellen
Het rendement van een warmtepomp neemt af naarmate de aan-
voertemperatuur stijgt. Stel de stooklijn zorgvuldig in. Te hoog
ingestelde stooklijnen doen de zone- en thermostaatkleppen slui-
ten, zodat het vereiste minimumdebiet in het verwarmingscircuit
de mogelijk te laag is.
f Houd rekening met de bedienings- en installatiehandleiding
f
van de WPM.
Aan de hand van de volgende procedure kunt u de stooklijn correct
instellen:
- Thermostaatklep(pen) of zoneklep(pen) in een referentie-
ruimte (bv. woon- en badkamer) volledig openen.
Het is aan te bevelen geen thermostatische kranen of
zonekranen te monteren in de referentieruimte. Regel
voor deze ruimtes de temperatuur met behulp van een
afstandsbediening.
www.stiebel-eltron.com