Installatiemethode
Het kraanverbindingsstuk uit elkaar halen
● De waterafvoerslang aansluiten
Voorzieningsvereisten: [1] Gootsteen, afvoergoot of andere waterafvoervoorziening die niet
1. Installeer een spiraaldraadband op het ene uiteinde van de waterafvoerslang, sluit een afvoerbocht
aan op de afvoerslang en draai vervolgens de schroeven aan.
2. Installeer een slangklem op de afvoerpoort op het instrument en steek vervolgens de afvoerbocht in de
afvoerpoort.
3. Draai de schroeven op de slangklem aan met een platkopschroevendraaier.
Afvoerslang
Afvoerslang
4. Sluit het andere uiteinde van de afvoerslang aan op een gootsteen met een minimale afvoercapaciteit
van 15 l/min. (Bevestig de slang stevig, zodat hij niet kan losraken van de gootsteen.)
5. Zorg dat de afvoerpoort op het instrument zich hoger dan de gootsteen bevindt, dat de afvoerslang niet
doorhangt in het midden en dat de uitlaat van de afvoerslang zich op minimaal 100 mm afstand van
het waterpeil in de gootsteen bevindt.
Verleng de afvoerslang niet met een andere slang. De afvoerbocht kan naar rechts of naar links worden
gericht.
De afvoerslang bevat vinylchloride, dus wees voorzichtig dat u geen organische oplosmiddelen op de
slang morst.
Na het aansluiten van de watertoevoerslang en de afvoerslang controleert u aan de hand van p. 1-42 of
er geen water lekt.
● Installatie van afzuigsysteem
Het instrument genereert vluchtige oplossingsgassen, dus installeer het op een plaats waar een
ventilatiesysteem, een plaatselijk afzuigsysteem of andere luchtafvoervoorziening, of een
luchtafvoerpoort voor afvoer naar de buitenlucht beschikbaar is. Maak ook een schatting van de
concentratie van het afgevoerde gas op basis van de referentiewaarde van het maximaal vrijkomende
gasvolume en de volumetrische omvang van de installatielocatie en verzeker u ervan dat het
ventilatiedebiet van de geïnstalleerde ventilatievoorziening voldoende is om te voldoen aan de eisen
voor de concentraties van stoffen in de werkomgeving. Installeer het instrument bij voorkeur direct
naast een ventilatievoorziening. Is dat echter niet mogelijk, gebruik dan een luchtafvoerkanaaladapter
van 38 of 75 (optioneel) om de afvoerslang op de afvoerpoort van het instrument aan te sluiten en
voer de uitlaatdamp af tot dicht bij ventilatievoorziening. Ook als er geen ventilatievoorziening
beschikbaar is, moet u een luchtafvoerslang gebruiken om de uitlaatdamp af te voeren naar de
buitenlucht.
[1]
[2]
onderhevig is aan tegendruk
[2] Waterafvoer die geen negatieve gevolgen heeft voor het milieu of het
menselijk lichaam, ook niet als voor kleuring gebruikte chemicaliën in het
systeem komen
Spiraaldraadband
Afvoerbocht
Kraanverbindingsstuk
Nippel
Slangklem
Flens op de
watertoevoerslang
Afvoerpoort
1-10