Overwegingen betreffende de CCU-aansluiting
• De CCU-kabel verbindt de CCU met de pomp en is 5 m (16
ft.) lang.
◦ Als de CCU-stuurautomaat niet op 5 m (16 ft.) van de
pomp kan worden geïnstalleerd, kunt u vervangende
kabels en verlengkabels aanschaffen bij een dealer in de
buurt Garmin of bij http://buy.garmin.com.
◦ De CCU-kabel mag niet worden ingekort.
Overwegingen bij montage en aansluiting van het alarm
• Monteer het alarm in de buurt van de primaire bediening.
• Het alarm kan onder het dashboard worden gemonteerd.
• De bedrading van het alarm kan indien nodig worden
verlengd met een 28 AWG (0,08 mm
Overwegingen betreffende de NMEA 2000 ® verbinding
• De CCU en de bediening moeten op een NMEA 2000
netwerk worden aangesloten.
• Als er nog geen NMEA 2000 netwerk op uw boot is
geïnstalleerd, kunt u zelf een netwerk opzetten met de
meegeleverde NMEA 2000 kabels en -connectors
(pagina
13).
• U kunt de geavanceerde functies van de stuurautomaat
gebruiken door optionele NMEA 2000 compatibele
toestellen, zoals een windsensor, een watersnelheidsensor
of een GPS-toestel, aan te sluiten op het NMEA 2000
netwerk.
Overwegingen betreffende de montage van de
roerbediening
KENNISGEVING
Dit toestel dient te worden gemonteerd op een locatie die niet
wordt blootgesteld aan extreme temperaturen of
omstandigheden. Het temperatuurbereik voor dit toestel wordt
vermeld in de productspecificaties. Langdurige blootstelling aan
temperaturen boven het opgegeven temperatuurbereik, in
opslag- of gebruiksomstandigheden, kan tot storingen in het
toestel leiden. Schade door extreme temperaturen en
gerelateerde gevolgen vallen niet onder de garantie.
Het montageoppervlak moet vlak zijn, zodat het toestel niet
wordt beschadigd wanneer het is gemonteerd.
Met de meegeleverde hardware en sjabloon kunt u het toestel
verzonken monteren op het dashboard. Als u het toestel op een
andere manier wilt monteren waarbij het scherm op gelijke
hoogte als het dashboard ligt, moet u een pakket voor vlakke
montage (installatie door een deskundige aanbevolen)
aanschaffen bij uw Garmin dealer.
Houd rekening met deze overwegingen wanneer u een
montagelocatie selecteert.
• De montagelocatie moet zich op of onder ooghoogte
bevinden voor optimaal zicht tijdens het besturen van het
vaartuig.
• De montagelocatie moet gemakkelijk toegang bieden tot de
knoppen op het toestel.
• Het montageoppervlak moet sterk genoeg zijn om het
gewicht van het toestel te dragen en het te beschermen
tegen overmatige trillingen of schokken.
• Teneinde interferentie met een magnetisch kompas te
voorkomen, mag het toestel niet dichter bij een kompas
worden geïnstalleerd dan op de kompasveilige afstand die is
vermeld in de productspecificaties.
• Het gebied achter de montageplaats moet voldoende ruimte
bieden voor plaatsing en aansluiting van de kabels.
Overwegingen betreffende de aansluiting van de bediening
• De bediening moet worden aangesloten op het NMEA 2000
netwerk.
2
2
)-draad.
• Optionele NMEA
0183 compatibele toestellen, zoals
®
windsensors, watersnelheidsensors of GPS toestellen,
kunnen met een gegevenskabel worden aangesloten op de
bediening
(pagina
14).
Overwegingen betreffende de montage van de pomp
Raadpleeg de hydraulische schema's vanaf
bepalen waar de pomp kan worden geïnstalleerd.
• Monteer de pomp op een plaats waar de hydraulische
stuurlijnen van de boot kunnen komen.
• De pomp heeft vijf hydraulische fittingen, maar slechts drie
daarvan worden gebruikt wanneer de aanbevolen
installatiemethode voor de pomp wordt gebruikt. Het schema
met
pagina 2
kan u helpen bij het bepalen van het beste
aansluitschema voor uw installatielocatie.
Overwegingen betreffende de hydrauliek van de pomp
KENNISGEVING
Wanneer er een hydraulische leiding wordt toegevoegd aan het
systeem, gebruik dan alleen leidingen met machinaal
vervaardigde of zelf te vervangen fittingen met een minimum
belasting van 1000 lbf/inch² (6.895 kPa).
Gebruik geen loodgieterstape voor hydraulische fittingen.
Gebruik een schroefdraadborging die speciaal is bedoeld voor
watersporttoepassingen op alle pijpdraden in het hydraulische
systeem.
Gebruik de stuurautomaat nooit om de boot te besturen voordat
elk onderdeel van het hydraulische systeem is ontlucht.
Raadpleeg de hydraulische schema's vanaf
bepalen op welke wijze de pomp het beste in de hydraulische
besturing van de boot kan worden geïnstalleerd.
Bij de aanbevolen methode is installatie van T-fittingen en
terugslagkleppen vereist, zodat de pomp kan worden verwijderd
voor onderhoud zonder dat het stuursysteem wordt
uitgeschakeld. Voor deze installatie hebt u slechts drie van de
vijf poorten in het pompspruitstuk nodig. Hoewel dit niet wordt
aanbevolen, kunnen alle vijf poorten worden gebruikt in plaats
van terugslagkleppen te installeren. Zie
informatie over de fittingen en andere verbindingsmethoden.
Kleppen en fittingen van de pomp
De pomp kan op twee manieren worden aangesloten op de
hydraulische besturing. Bij de aanbevolen methode met drie
aansluitingen worden alleen de fittingen H1
gebruikt, en een T-connector die de verbinding tussen het roer
en de cilinder splitst. De fitting
alleen op het roer aangesloten. De controlekleppen
niet opnieuw worden geconfigureerd als de boot is uitgerust met
een gebalanceerde cilinder. Als de boot een niet-gebalanceerde
cilinder heeft, moeten de controlekleppen wel opnieuw worden
geconfigureerd
(pagina
3). De bypassklep
voor hydraulische ontluchting geopend en moet tijdens normaal
bedrijf geheel gesloten zijn.
Indien nodig kunnen de fittingen C1
aanbevolen installatie met drie aansluitingen worden gebruikt in
plaats van de fittingen H1 en H2.
pagina 6
om te
pagina 6
om te
pagina 2
voor meer
en H2
van de retourleiding wordt
moeten
wordt alleen
en C2
bij de