Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

2
Selecteer een optie:
• Als u deze procedure uitvoert als onderdeel van de Sea
Trial Wizard, past u de koersinstelling aan totdat het
noorden gelijk staat met het noorden op het magnetische
kompas.
• Als u de kalibratie niet uitvoert als onderdeel van de Sea
Trial Wizard, selecteert u in het startscherm Menu >
Setup > Dealer Autopilot Configuration > Automated
Setup > Fine Heading Adjustment, en past u de
koersinstelling aan totdat het noorden gelijk staat met het
noorden op het magnetische kompas.
3
Zodra de koersinstelling overeenkomt met het noorden op
het magnetische kompas, selecteert u Done.
De configuratie testen en aanpassen
KENNISGEVING
Test de stuurautomaat bij een lage snelheid. Nadat de
stuurautomaat is getest en ingesteld op lage snelheid, dient u
de stuurautomaat bij een hogere snelheid te testen om normale
gebruiksomstandigheden te simuleren.
1
Vaar de boot in één richting met de stuurautomaat
ingeschakeld (in Heading Hold).
De boot kan licht schommelen, maar niet bovenmatig.
2
Draai de boot in één richting met de stuurautomaat en let op
hoe de boot zich houdt.
De boot moet rustig draaien, niet te snel of te langzaam.
Als u de boot draait met de stuurautomaat, moet de boot op
de gewenste koers komen met minimale overschrijding en
schommelingen van de koers.
3
Selecteer een optie:
• Als de boot te snel of te traag draait, past u de
acceleratiebeperking van de stuurautomaat aan
(pagina
18).
• Als de koers te zeer schommelt of als de boot de
koerswijziging niet corrigeert, moet u de
stuurautomaatversterking aanpassen
• Als de boot rustig draait, de koers slechts lichtjes of
helemaal niet schommelt en de boot goed koers houdt,
dan is de configuratie goed en hoeft u verder geen
instellingen te wijzigen.
Instellingen voor acceleratiebeperking aanpassen
1
Schakel Dealer Mode in
2
Selecteer Menu > Setup > Dealer Autopilot Configuration
> Autopilot Tuning > Acceleration Limiter.
3
Selecteer een optie:
• Verhoog de waarde als de stuurautomaat te snel draait.
• Verlaag de waarde als de stuurautomaat te langzaam
draait.
Als u de acceleratiebeperking handmatig aanpast, moet u
relatief kleine aanpassingen maken. Test de wijziging
voordat u verdere aanpassingen uitvoert.
4
Test de configuratie van de stuurautomaat.
5
Herhaal de stappen 3 en 4 totdat de stuurautomaat naar
wens werkt.
Instellingen stuurautomaatversterking aanpassen
1
Schakel Dealer Mode in
2
Selecteer Menu > Setup > Dealer Autopilot Configuration
> Autopilot Tuning > Rudder Gains.
3
Selecteer een optie op basis van het type boot:
• Als u een zeilboot hebt, selecteert u Gain en stelt u in hoe
strak het roer koers houdt en koerswijzigingen maakt.
Als u een te hoge waarde instelt, kan de stuurautomaat
overactief worden en bij de geringste afwijking de koers
18
(pagina
18).
(pagina
18).
(pagina
18).
gaan corrigeren. Een overactieve stuurautomaat kan de
accu sneller dan normaal leegtrekken.
• Als u een zeilboot hebt, selecteert u Counter Gain en
stelt u in hoe strak het roer het doorschieten van een
koerswijziging corrigeert.
Als u een te hoge waarde instelt, kan de stuurautomaat
de koerswijziging opnieuw laten doorschieten bij een
poging de originele koerswijziging te corrigeren.
• Als u een motorboot hebt, selecteert u Low Speed of
High Speed en stelt u in hoe strak het roer koers houdt
en koerswijzigingen maakt bij lage of hoge snelheid.
Als u een te hoge waarde instelt, kan de stuurautomaat
overactief worden en bij de geringste afwijking de koers
gaan corrigeren. Een overactieve stuurautomaat kan de
accu sneller dan normaal leegtrekken.
• Als u een motorboot hebt, selecteert u Low Speed
Counter of High Speed Counter om in te stellen hoe
strak het roer doorschieten van een koerswijziging
corrigeert.
Als u een te hoge waarde instelt, kan de stuurautomaat
de koerswijziging opnieuw laten doorschieten bij een
poging de originele koerswijziging te corrigeren.
4
Test de configuratie van de stuurautomaat en herhaal de
stappen 2 en 3 totdat de stuurautomaat naar wens werkt.

Geavanceerde configuratie

Onder normale omstandigheden zijn er geen geavanceerde
configuratieopties beschikbaar op de bediening. Als u
geavanceerde configuratie-instellingen voor de stuurautomaat
wilt gebruiken, moet u eerst Dealer Mode inschakelen
(pagina
18).
De dealerconfiguratie inschakelen
1
Selecteer in het startscherm Menu > Setup > System >
System Information.
2
Houd de centertoets gedurende 5 seconden ingedrukt.
Dealer Mode wordt geactiveerd.
3
Selecteer Back > Back.
De procedure is voltooid als de optie Dealer Autopilot
Configuration beschikbaar is in het instelscherm.
Geavanceerde configuratie-instellingen
U kunt zonder wizards de procedure voor automatisch
afstemmen uitvoeren, het kompas kalibreren en het noorden
bepalen op de stuurautomaat. U kunt ook elke instelling
afzonderlijk maken, zonder de configuratieprocedures te
doorlopen.
De geautomatiseerde configuratieprocedures handmatig
uitvoeren
1
Schakel Dealer Mode
(pagina
2
Selecteer Menu > Setup > Dealer Autopilot Configuration
> Automated Setup in het scherm met de peiling.
3
Selecteer Calibrate Compass, Set North of Autotune.
4
Volg de instructies op het scherm.
Handmatig afzonderlijke configuratie-instellingen maken
Wanneer u bepaalde configuratie-instellingen maakt, is het
soms nodig andere instellingen te wijzigen. Zie het gedeelte
over gedetailleerde configuratie-instellingen
voordat u een instelling wijzigt.
1
Schakel Dealer Mode in
2
Selecteer in het startscherm Menu > Setup > Dealer
Autopilot Configuration.
3
Selecteer een instellingscategorie.
4
Selecteer een instelling die u wilt wijzigen.
Een beschrijving van alle instellingen vindt u in de appendix
(pagina
21).
18) in.
(pagina
21)
(pagina
18).

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave