7 Inbedrijfstelling
Model van de ketel
O
(1)
2
Luchtdruk bij de kop
(2)
(1) Alleen ter informatie: CO
(2) Waarde alleen ter informatie, niet gebruiken als instelcriterium
Afb.75
X
Y
1
A Afstelschroef
B Opvoerdruk
C Manometer
Tab.21
Afstelling van de kop (maat X)
Maat Y
Tab.22
Instelling luchtklep (alleen ter informatie)
60
Eenheid
(% volume)
mbar
waarde = 12,5%
2
7.5.2
10. Controleer de luchtdruk bij de kop.
11. Voer een meting van de verbranding uit.
12. Corrigeer de instellingen om de vereiste O
13. Controleer het opstarten van de brander.
Afstelling van de brander
D
D Vacuümmeter
X Afstelling van de kop
Y Maat verstuiver verbrandingskop
1. Controleer of de maat X overeenkomst met het ketelvermogen aan de
hand van de volgende tabel:
Eenheid
mm
mm
2. Wijzig indien nodig maat X met behulp van de schroef A.
3. Sluit de manometer aan op de luchtdrukaansluiting op de kop B.
4. Sluit de manometer aan op de oliepomp C.
5. Sluit de vacuümmeter aan op de oliepomp D.
6. Start de brander.
7. Stel de oliedruk af.
8. Meet het vacuüm.
Belangrijk
Het vacuüm mag niet groter zijn dan 0,35 bar.
9. Stel de luchtdruk af met behulp van de luchtklep.
Eenheid
mm
HC 2–19 FF
HC 2–24 FF
4
4
3,0
5,0
B
3
9
2
A
C
HC 2–19 FF
HC 2–24 FF
20
20
6
6
HC 2–19 FF
HC 2–24 FF
10
50
-waarde (CO
2
7718102 - v02 - 10102018
HC 2–32 FF
4
5,3
MW-6000727-2
HC 2–32 FF
25
6
HC 2–32 FF
75
) te krijgen.
2