Montage
"
16
3.6.2
Homogeniteit
Het medium moet homogeen zijn. Er mag geen verandering van de aggregaattoestand
(vloeistof/gas/stoom) plaatsvinden.
De meetbuis moet altijd volledig zijn gevuld.
3.6.3
Inbouwplaats
• De inbouwplaats moet zodanig worden gekozen, dat de toegang tot de verschildruktransmitter
altijd mogelijk is.
• Bij overschrijding van de volgende procestemperaturen moet altijd een gescheiden uitvoering
worden gebruikt.. De transmitter moet daarbij op voldoende afstand van de werkdruksensor
worden geïnstalleerd.
Toepassing
Maximale temperatuur voor de compacte uitvoering
Gas/vloeistof
200 °C (392 °F)
Stoom
300 °C (572 °F)
3.6.4
Warmte-isolatie
Bij bepaalde toepassingen moet erop worden gelet, dat geen warmteverlies of warmtetoevoer kan
plaatsvinden. Voor de benodigde isolatie kunnen verschillende materialen worden gebruikt.
Bij geïsoleerde leidingen moet erop worden gelet, dat de werkdrukleidingen vrij blijven, zodat
voldoende warmte-afvoer is gewaarborgd. Deze beschermt de verschildruktransmitter tegen
oververhitting (resp. onderkoeling) en geldt op dezelfde wijze voor de compacte en de gescheiden
uitvoering.
De maximaal toegestane isolatiehoogte voor de compacte uitvoering is 120 mm.
Opgelet!
Gevaar voor oververhitting van de meetelektronica!
De werkdrukleidingen tussen werkdruksensor en transmitter moeten altijd vrij worden gehouden.
Deltatop DO61W, DO62C, DO63C, DO64P, DO65F
P01-DOxxxxxx-11-xx-xx-xx-016
Endress+Hauser