11.4.1.3
Maximale dimwaarde
Opties:
Deze parameter legt de maximale helderheidswaarde vast die de lamp kan aannemen. Als een
maximale dimwaarde wordt ingesteld die lager is dan de minimale dimwaarde, wordt in de
dimmer maximale dimwaarde = minimale dimwaarde ingesteld.
Als een helderheidswaarde via een van de communicatieobjecten Helderheidswaarde wordt
ontvangen die onder de ingestelde maximale dimwaarde ligt, wordt de maximale dimwaarde
ingesteld.
De maximale dimwaarde geldt eveneens bij het dimmen en voor de functies trappenlicht, en
scènes.
11.4.1.4
Inschakelwaarde (functie schakelen)
Opties:
Deze parameter legt de helderheidswaarde vast waarmee de lamp bij de ontvangst van een
AAN-telegram ingeschakeld wordt.
Als een waarde wordt ingesteld die buiten de dimgrenzen (maximale en minimale dimwaarde)
ligt, wordt als helderheidswaarde de minimale of maximale dimwaarde ingesteld.
Als de lamp bijvoorbeeld door dimmen al op een helderheidswaarde is ingeschakeld die niet
gelijk is aan de inschakelwaarde, wordt bij de ontvangst van een AAN-telegram de
geparametreerde inschakelwaarde ingesteld.
Aanwijzing
Bij ieder UIT-telegram wordt de laatste helderheidswaarde opgeslagen, tenzij de
lamp reeds uitgeschakeld is. Als dit het geval is, wordt bij een volgende UIT-
telegram de UIT-toestand niet als laatste helderheidswaarde opgeslagen.
Als tijdens het omlaag dimmen een nieuw UIT-telegram wordt ontvangen, wordt
de actuele helderheidswaarde als laatste helderheidswaarde opgeslagen.
Bij een KNX-spanningsuitval, download of herstart gaat de laatste
helderheidswaarde verloren en wordt op een inschakelwaarde van 100% gezet.
Voor lamp en uitgang worden gescheiden laatste helderheidswaarden
opgeslagen.
Als de uitgang via een centraal telegram gedimd of in- en uitgeschakeld wordt,
blijft de laatste helderheidswaarde voor de lamp onveranderd.
Producthandboek 2CKA002273B9659
Applicatie-/parameterbeschrijvingen
Instelmogelijkheid van 100 tot 0,4 (%)
Instelmogelijkheid van 100 tot 0 (%)
Applicatie "Parametersjablonen"
│51