Bedieningsinstructies Fcontrol – Modelserie FXDM
5.4
Netaansluitleiding
5.4.1
Netspanning
De netaansluiting vindt plaats aan de klemmen: PE, L1, L2, L3 en N (afhankelijk van het type). Daarbij
moet er in elk geval op worden gelet dat de netspanning binnen de toelaatbare tolerantiegegevens ligt
(
Technische gegevens en typeplaatje aan de zijkant).
De aansluiting van de neutrale geleider "N" is alleen aanwezig bij apparaattypes met 22 A
meetstroom voor de reductie van de afstopstroom. Voor de functie van het apparaat is deze zonder
betekenis, bij voedingsnetwerken zonder neutrale geleider kan de aansluiting vervallen. Omdat
daardoor echter hogere afleidingsstromen via de aansluiting van de beschermingsleiding "PE"
optreden, kan dit bij installaties met aardlekschakelaars leiden tot ongewenste foutieve activeringen.
Opgelet!
•
Niet geschikt voor IT-netwerk!
•
Niet op een geaard driehoeksystem gebruiken!
•
Opdat de begrenzing van de inschakelstroom actief wordt, moet na de uitschakeling van de
netspanning een wachttijd van minstens 90 seconden worden aangehouden voor de hernieuwde
inschakeling!
5.4.2
Zekering kabelbescherming
De zekering voor de netaansluiting moet afhankelijk van de gebruikte leiding, de soort installatie, de
bedrijfsomstandigheden en volgens de plaatselijk geldende normen plaatsvinden. De gegevens voor
de maximaal toelaatbare voorzekering van het apparaat moeten in elk geval in acht worden genomen
(zie technische gegevens).
Mogelijke componenten voor de kabelbescherming (aanbeveling):
•
Smeltzekeringen van de bedrijfsklasse "gG" (laagspanningssmeltveiligheden voor algemene
toepassingen conform EN 60269-1).
•
Aardlekautomaat met karakteristiek "C" (conform EN 60898-1).
5.4.3
Noodzakelijke kwaliteitskenmerken van de netspanning
Gevaar door elektrische stroom
De netspanning moet overeenkomen met de kwaliteitskenmerken van de EN 50160 en de
gedefinieerde normspanningen van de IEC 60038!
5.4.4
Afstopstroom, vaste aansluiting, beschermingsleiding dubbel tot 10 mm²
Gevaar door elektrische stroom
Het apparaat bezit volgens de gedefinieerde netwerken van DIN EN 60990 een afvoerstroom >
3,5 mA en moet daarom vast worden aangesloten. De aardleidingsaansluiting moet volgens EN 50178
punt 5.2.11 resp. 5.3.2.1 tot een doorsnede van minstens 10 mm² dubbel worden geleid.
5.5
Installaties met aardlekschakelaar
Gevaar door elektrische stroom
Bij gebruik van aardlekschakelaars moet erop worden gelet dat deze "alstroomsensitief" moeten zijn
(Type B). Andere aardlekschakelaars mogen overeenkomstig EN 50 178, Art. 5.2. niet worden
gebruikt. Voor een zo hoog mogelijke bedrijfsveiligheid adviseren wij bij de toepassing van een
aardlekschakelaar een afschakelstroom van 300 mA.
5.6
Omvormeruitgang
5.6.1
Aansluiting van de motor
De motoraansluiting vindt plaats aan de klemmen: PE, U, V, W. Aan het apparaat kunnen meerdere
motoren worden aangesloten. Daarbij mag de som van de maximale regelstromen van alle motoren
de meetstroom van het apparaat niet overschrijden.
L-BAL-E072-NL 1846 Index 009
Art.-nr.
17/101
Elektrische installatie