LEROY-SOMER
16
:
• Configuratie 8Pr: vooringestelde referentie 6
Hiermee kan de vooringestelde referentie RP6 gedefinieerd
worden.
• Configuratie E.Pot: schaling referentie +snel, -snel
De maximumwaarde van de snelheidsreferentie +snel, -snel
krijgt automatisch de maximumwaarde 02.
Via deze parameter kan de werking van +snel, -snel
gecorrigeerd worden, ingeval de hoofdreferentie gebruikt
wordt.
Voor een maximumreferentie van +snel, -snel bij 1000 min
1000
16 =
02
• Configuratie Pid: bovengrens PID
Hiermee kan de maximumwaarde van de PID-uitgang
gedefinieerd worden.
• Configuratie PUMP: stroomonderbrekingsdrempel
Via deze parameter kan de drempel (in percentage van de
sensordruk) voor trips door stroomonderbreking ("tr01")
vastgelegd worden, wanneer de tegendruk niet bereikt wordt.
17
:
• Configuratie 8Pr: vooringestelde referentie 7
Hiermee kan de vooringestelde referentie RP7 gedefinieerd
worden.
• Configuratie E.Pot: aflezing referentie +snel, -snel
Geeft het referentieniveau aan vóór schaling (uitgedrukt in
percentage).
• Configuratie Pid: ondergrens PID
Hiermee kan de negatieve maximumwaarde of de positieve
maximumwaarde van de PID-uitgang begrensd worden.
•
Configuratie
PUMP:
stroomonderbreking
Hiermee kan de duur vastgelegd worden vooraleer de
regelaar door stroomonderbreking tript ("tr01"), wanneer de
tegendruk niet bereikt wordt.
18
:
• Configuratie 8Pr: vooringestelde referentie 8
Hiermee kan de vooringestelde referentie RP8 gedefinieerd
worden.
• Configuratie Pid: schaling PID-uitgang
Hiermee kan de PID-uitgang geschaald worden, vooraleer
toegevoegd te worden aan de hoofdreferentie.
De som van de twee referenties wordt automatisch
herschaald in functie van het instelbereik van de parameter
waarnaar ze verwijst.
• Configuratie PUMP: numerieke proceswaarde
Indien de proceswaarde numeriek is (klem D13 gesloten),
kan met 18 deze proceswaarde gedefinieerd worden (in
percentage van de druk, zie voorbeeld in § 4.3.7.9).
19
:
• Configuratie TorQ en Pid: schaling van de ingang ADI2
Dient eventueel om de analoge ingang AD12 te schalen. Dit
is echter zelden nodig, omdat het maximum ingangsniveau
(100 %) automatisch overeenstemt met de maximumwaarde
van de parameter die toegewezen wordt.
• Configuratie PUMP: coëfficiënt eenheid klant
Deze parameter is een vermenigvuldigingscoëfficiënt om de
referentie PID en de terugkoppeling PID in de eenheid van de
klant (20 en 21) weer te geven.
52
INSTALLATIE EN INBEDRIJFSTELLING
PROXIDRIVE
Frequentieregelaar IP66/Nema 4X
INBEDRIJFSTELLING
vertragingstijd
van
20
:
• Configuratie Pid: schaling van de ingang ADIO3
Dient eventueel voor het schalen van de analoge ingang. Dit
is echter zelden nodig, omdat de maximumwaarde van de
analoge
ingang
maximumwaarde van de parameter die toegewezen wordt.
20
:
75
• Configuratie PUMP: aflezing proceswaarde klant
-1
Deze parameter geeft de proceswaarde PID weer in de
:
eenheid van de klant (schaling via 19).
21
:
75
• Configuratie Pid: referentie PID
Geeft de waarde van de referentie PID weer.
• Configuratie PUMP: aflezing terugkoppeling sensor
klant
Deze parameter geeft de waarde van de terugkoppeling van
de sensor weer in de eenheid van de klant (schaling via 19).
22
:
75
• Configuratie Pid: terugkoppeling PID
Geeft de waarde van de terugkoppeling PID weer.
• Configuratie PUMP: motorsnelheid
Deze parameter geeft de draaisnelheid van de motor weer.
23
:
75
de
• Configuratie Pid: hoofdreferentie
Geeft de waarde van de hoofdreferentie weer.
24
:
75
• Configuratie Pid: PID-uitgang
Geeft het uitgangsniveau van de PID-regelaar weer vóór
schaling.
25
: Werkingsmodus
Via deze parameter kan de besturingsmodus gekozen
worden.
Een terugkeer naar de fabrieksinstellingen wijzigt niet de
werkingsmodus.
De keuze van de werkingsmodus mag enkel gebeuren
wanneer de regelaar stilstaat.
oP.LP: de regelaar wordt bestuurd met open lus. De
besturingsmodus met open lus wordt gedefinieerd door
parameter 26.
cL.LP: de regelaar bestuurt een asynchrone motor met
vectorbesturing met gesloten lus. Het type encoder of de
besturingsmodus worden gedefinieerd door parameter 26.
SruO: de regelaar bestuurt een servomotor. Het type encoder
of de besturingsmodus worden gedefinieerd door parameter
26.
Opmerking: De overgang van de modus met open lus (25 =
oP.LP) naar de modus met gesloten lus (25 = cL.LP of SruO) of
omgekeerd leidt tot de terugkeer naar de fabrieksinstelling van
de parameters 40 (frequentie- of snelheidsdrempel sluiten rem)
en 41 (vertragingstijd magnetisering/ sluiten rem).
3739 nl - 12.2008 / e
automatisch
overeenstemt
met
de