F1 - Slaapstand
Druk op <Fn><F1> om de slaapstand te activeren. In slaapstand
worden het LCD-scherm en bepaalde apparaten uitgeschakeld
om energie te besparen.
F2 - Batterijstatus controleren en batterij opladen in/
uitschakelen
Druk op <Fn><F2> om te schakelen tussen de batterijstatusmeter,
de functie batterij opladen uit en de functie batterij opladen
aan.
F3 - Geluid uit/aan
Druk op <Fn><F3> om het geluid uit of aan te zetten.
F4 - Helderheid van beeldscherm verhogen
Druk op <Fn><F4> om het LCD-scherm helderder te maken.
F5 - Helderheid van beeldscherm verminderen
Druk op <Fn><F5> om het LCD-scherm donkerder te maken.
F6 - Bureaublad uitbreiden
Druk op <Fn><F6> om te schakelen tussen de verschillende
externe beeldschermopties die gelijktijdig of apart beschikbaar
zijn.
HOOFDSTUK 2: UW NOTEBOOK LEREN KENNEN
F7 - Schakelen tussen geïntegreerde en afzonderlijke
grafische kaart
Druk op <Fn><F7> om te schakelen tussen
geïntegreerde en afzonderlijke grafische kaart.
De geïntegreerde/binaire grafische kaart kan worden gebruikt
om het energiegebruik van uw notebook te verminderen en
de levensduur van de batterij te vergroten wanneer de hoge
grafische prestaties van uw aparte GPU('s) niet noodzakelijk zijn.
De afzonderlijke grafische kaart kan gebruikt worden wanneer
maximale prestaties vereist zijn.
Voor het schakelen tussen de geïntegreerde/binaire grafische
kaart en de afzonderlijke grafische kaart kan het nodig zijn om
opnieuw op te starten, afhankelijk van uw systeemconfiguratie
en het besturingssysteem. Wanneer de geïntegreerde/binaire
grafische kaart gebruikt wordt, wordt/worden uw afzonderlijke
grafische kaart(en) en de bij behorende koelventilatoren
uitgeschakeld om stroom te besparen. In geïntegreerde/
binaire modus kunt u geen extern beeldscherm gebruiken.
F9 - Webcam aan/uit
Druk op <Fn><F9> om de webcammodule aan of uit te zetten.
F10 - Microsoft Mobiliteitscentrum aan/uit
Druk op <Fn><F10> om de toepassing Microsoft
Mobiliteitscentrum te starten of te sluiten.
016
/
016