Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Devicenet Afstandsbediening Hulpingang - rotork SI Pro Series Installatie- En Onderhoudsinstructies

Inhoudsopgave

Advertenties

PF
DeviceNet afstandsbediening
Hulpingang
De SI Pro-aandrijving heeft een voorziening voor 4 hulpingangen (AUX1–AUX4). Deze worden
gebruikt wanneer extra afstandsbedienings- of digitale hulpingangen vereist zijn als aanvulling
op de standaard bedienings- en feedbackfuncties die zijn geïntegreerd in de DeviceNet-
module. Bovendien is het mogelijk om een combinatie van zowel afstandsbedienings- als
spanningsvrije ingangen te hebben om bijvoorbeeld te zorgen voor openen- en sluitbediening
en alarmindicatie van hoog en laag tankniveau, geleverd via een externe transductor.
Het hexadecimale getal dat onder PF wordt weergegeven, kan worden beschouwd als een
''softwaremasker''. Dit masker laat de DeviceNet-module weten welk type ingang deze kan
verwachten, bedienings- of ingangssignaal, en welke vorm de ingang zal hebben (normaal
open of normaal gesloten).
Voor het ontcijferen van het masker moet het getal worden gesplitst in twee gescheiden
hexadecimale tekens, die elk in 4 binaire bits kunnen worden onderverdeeld. De eerste 4 bits
staan voor de functies en de tweede 4 bits staan voor de invoerbron (omgekeerd genoemd).
Visueel kan dit worden voorgesteld als:
Hexadecimaal teken links
Aux 4 tot 1 (functie)
Bits
4 3 2 1
Wanneer ze gebruikt worden om de aandrijving op afstand te bedienen,
zijn bits 4 tot en met 1 van het functieteken als volgt toegewezen:
Bit 4 (AUX4)
Bit 3 (AUX3)
Bit 2 (AUX2)
Bit 1 (AUX1)
(Wanneer ze worden gebruikt voor digitale signaalingangen krijgen ze de toewijzing AUX 4
tot AUX 1.)
Hexadecimaal teken rechts
AUX 4 tot 1 (omkeren)
4 3 2 1
ESD
Stop (vasthouden)
Sluiten
Openen
Regels
1. Functiebit ingesteld op ''0''
Elke functiebit die is ingesteld op ''0'', geeft aan dat de specifieke ingang moet worden
behandeld als een digitaal signaal voor veldstatusrapportering, bijv. een niveauschakelaar of
draaiende motor status. Als de overeenkomende omgekeerde bit is ingesteld op ''0'', wordt
een open contact als en logische "1" en een gesloten contact als een logische ''0'' gerappor-
teerd (hiermee wordt de ingang omgekeerd).
Als de overeenkomstige omgekeerde bit is ingesteld op ''1'', wordt een open contact als een
logische "0" en een gesloten contact als een logische '1'' gerapporteerd (hiermee wordt de
ingang niet omgekeerd).
2. Functiebit ingesteld op ''1''
Elke functiebit die is ingesteld op ''1'' geeft aan dat de specifieke aux-ingang moet
worden behandeld als een digitale opdracht voor het bedienen van de aandrijving.
Wanneer de overeenkomstige omgekeerde bit is ingesteld op ''0'' stelt dit een
N.C.-contact als opdrachtbron voor. Dit wil zeggen dat een sluitend contact de ingang
spanningsloos maakt en een openend contact de ingang onder spanning zet.
Wanneer de overeenkomstige omgekeerde bit is ingesteld op ''1'' stelt dit een
N.O.-contact voor als opdrachtbron. Dit wil zeggen dat een sluitend contact de ingang
onder spanning zet en een openend contact de ingang spanningsloos maakt.
3. ESD-bediening
Wanneer ESD wordt gebruikt (hulpingang 4), moet de ESD-contactmodusinstelling [A2]
worden ingesteld op de standaardwaarde [
ingesteld op het openen of sluiten van de klep (raadpleeg hoofdstuk 9.5).
4. Stop (vasthouden) bediening
Wanneer de spanning wordt toegepast, wordt de hulpingang Openen/Sluiten-bediening
push-to-run. Wanneer de spanning wordt weggenomen, wordt de Openen/Sluiten-bediening
van de hulpingang gehandhaafd. ESD is altijd push-to-run (niet-vastgehouden).
n
O]. De [A1]–ESD-richtingsinstelling moet worden
61

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Gerelateerde Producten voor rotork SI Pro Series

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Si-1-q31Si-2-q80Si-1-lSi-2-lSi-2-q110Si-2-q130

Inhoudsopgave