FF
Analoog signaal
storingsactie
Dit stelt de actie in die moet worden
genomen na verlies van het analoge signaal.
De ingestelde actie wordt genomen nadat
het opdrachtsignaal onder de helft van de
gekalibreerde minimumwaarde valt. Er wordt
bijvoorbeeld actie ondernomen als
het signaal onder 2 mA valt als de laagst
gekalibreerde waarde 4 mA is.
Alarm uit (standaard):
[OF]
deze optie zet
de aandrijving op de positie met het laagste
opdrachtsignaal.
Alarm aan:
[ A]
deze optie zal de foutrelais
activeren en de aandrijving op de positie
zetten met het laagste opdrachtsignaal.
Alarm en SW ESD:
[AE]
deze optie zal het
foutrelais activeren en de aandrijving zal de
Software ESD-actie uitvoeren.
Om deze functie te veranderen, drukt u op
de toets + of - tot de gewenste instelling
wordt weergegeven.
Ana Fail Action
Alarm Off
DRUK OP DE TOETS
.
De weergegeven optie zal knipperen (opge-
slagen) om aan te geven dat het is ingesteld.
9.7
Analoge bediening 2
Selecteerbare dode band- en hysterese-
waarden (onafhankelijk in beide richtingen
om te optimaliseren voor verschillende
bedrijfssnelheden), worden gebruikt om
te compenseren voor het momentum en de
reactietijd van de magneetventiel. Correcte
kalibratie zorgt voor accurate positionering,
vorken dat de aandrijving gaat "jagen" zorgt
voor een vermindering van het aantal starts
en stops van de motor/ pomp en verhoogd
de levensduur.
Gevraagde positie
Aanvankelijke
slagrichting
Werkelijke
START
STOP
stoppositie
openen
49,5%
49,7%
Hysterese
49,9%
openen
Dode band openen
Dode band ingesteld op 5 = 0,5%
Hysterese ingesteld op 2 = 0,2%
Er is een zeker inzicht nodig in de operatio-
nele ontwerpparameters om dode band en
hysterese optimaal in te kunnen stellen.
Als de aandrijving zich op de gesloten limiet
bevond bij het ontvangen van een gewenste
positie-ingang van 50%, dan zal de bestu-
ring opdracht geven om te verplaatsen in de
open richting tot 49,7% (opdracht - (dode
band - hysterese).
STOP
START
sluiten
50%
50,3%
50,5%
Hysterese
sluiten
Dode band sluiten
Momentum/reactietijden van magneetven-
tielen binnen het systeem kunnen ervoor
zorgen dat de aandrijving blijft bewegen
nadat de stopopdracht is verzonden zoals
weergeven door de "Werkelijke gestopte
positie" op 49,9%.
Er wordt geen nieuwe opdracht gegeven
voor beweging tot de gemeten positie zich
buiten de dode band bevindt aan elke zijde
van de opdrachtpositie. Als de dode band
kleiner was, dan zou het mogelijk zijn dat
de werkelijk gestopte positie aan de andere
zijde van de dode band ligt. Daardoor zou
de aandrijving de opdracht krijgen om te
bewegen in de tegenovergestelde richting
om te voldoen aan de opdracht.
Dit zou resulteren in "jagen" terwijl
de aandrijving schommelt rond het
opdrachtpunt.
Door de dode band te verhogen, maar ook
de hoeveelheid hysterese, kan worden
voldaan aan de werkelijke opdrachtpositie
zonder "jagen".
44