UITGAVE 02/2009
GEBRUIKSAANWIJZING
5.3.2
VOORBEREIDING INBEDRIJFSTELLING
1. Spuitpistool borgen.
2. Materiaalslang aan spuitpistool en materiaalverzorging aansluiten.
3. Luchtslang op het spuitpistool en op olievrije droge lucht aansluiten.
4. Gebruik bij een pistool met fi lter een geschikt fi lter.
5. Plaats de spuitkop op de afdichting. Plaats de luchtkap op de spuitkop. Let daarbij op
de vlakke stukken (X) op de spuitkop en in de luchtkap. Schroef de wartelmoer met
spuitkopbescherming erop en draai deze met de hand vast.
6. Toegestane druk van alle systeemcomponenten visueel controleren.
7. Controleer de aarding van de apparaat en alle andere geleidende delen binnen het
werkgebied.
8. 10 MPa; 100 bar; 1450 psi werkdruk instellen en alle verbindingsdelen met een geschikt
medium controleren op lekdichtheid.
Aanwijzing:
Haal de trekker over en controleer of het pistool bij het loslaten weer mooi sluit.
9. Spuitpistool en apparaat drukontlasten en spuitpistool borgen.
Gebruik van het pistool met een coatingmateriaal met een tem-
peratuur groter dan 43°C; 109.4°F
Verbrandingsgevaar door hete oppervlakken (tot 60°C; 140°F)
SIHI_0135_NL
BESTELNR. DOC394873
WAARSCHUWING
Anti-statische beschermende handschoenen dragen:
Spuitpistool met een waarschuwingssticker (bestel-nr. 9998910
en 9998911)„Onderhoud - heet oppervlak" kenmerken.
AC 4600 Pro
B_02261
x
20