De volgorde van de appendages aan de koud-
waterzijde dient nauwkeurig aangehouden te
worden (zie fig. 8). Spoel de leidingen voor
het inbouwen. Monteer het veiligheidsventiel
in de koudwaterleiding. Het expansiewater
moet zichtbaar in een bak of trechter kunnen
wegdruppelen. De diameter van de aansluitlei-
ding mag niet groter zijn dan de diameter van
het veiligheidsventiel. De uitloop moet zo zijn
gedimensioneerd, dat ook bij volledig geopend
veiligheidsventiel het water kan wegstromen.
De uitloopopening mag niet afsluitbaar zijn.
Het veiligheidsventiel moet bij 6
Op het laagste punt van de koudwatertoe-
voerleiding dient een aftapkraan geplaatst te
worden. Bij een waterdruk boven 5 bar moet
een reduceerventiel ingebouwd worden. Bij
een waterdruk groter dan 10 bar zijn speciale
maatregelen nodig (zie DIN 1988).
Het aansluiten van een circulatieleiding
De aansluiting van een circulatieleiding op dit
toestel is in Nederland volgens de NEN 1006
niet toegestaan.
Condenswaterafvoer
Het condenswater wordt met een slang van
het koelaggregaat naar een afvoer geleid
(slangdiameter ¾"). Voor montage is een dub-
bele slangnippel van ¾" nodig.
Het condenswater moet vrij via de
slang kunnen wegvloeien. De slang mag
niet zijn voorzien van sifonachtige belem-
meringen (daardoor zou de sifon in het
apparaat in zijn functie worden gestoord).
Indien nodig kan een condenswaterpomp
geïnstalleerd worden.
De warmwateraansluiting van de LWA dient
te geschieden volgens fig. 8.
2.6.2 Zonne-energieaansluiting
(LWA 252 SOL)
Voor het eenvoudig aansluiten van de zonne-
energie-installatie zijn bij apparaten met
warmtewisselaars, bochten met schroefkoppe-
ling bijgeleverd.
2.6.3 Montage van de afvoer- en toe-
voerluchtbuizen
Het apparaat is uitgerust voor aansluiting van
buizen met spiraalfelsnaad NW160 volgens
DIN 24145. De aanzuigluchtleiding dient ter
voorkoming van warmteverliezen geïsoleerd
te worden, als deze door ruimtes loopt die
kouder zijn dan de ruimte waaruit de lucht
wordt aangezogen (bijvoorbeeld zolders,
kelders, garages, tussenvloeren). De aanzuig-
luchtbuis dient zodanig aan de aansluiting aan
de linkerzijde van het apparaat gemonteerd te
worden, dat er geen krachten of momenten
op het apparaat kunnen werken.
De luchtafvoerleiding(uitblaas) kan naar
keuze aan de rechter- of bovenzijde van het
apparaat gemonteerd worden en wel zodanig,
dat er geen krachten of momentkrachten op
het apparaat kunnen werken.
De luchtafvoerleiding dient waterdampdiffu-
siedicht tegen de vorming van condenswater
geïsoleerd te worden.
Bij levering bevindt de luchtafvoeraansluiting
zich aan de bovenzijde van het apparaat. Voor
het ombouwen dienen de volgende stappen
uitgevoerd te worden:
- Maak het apparaat spanningsvrij.
- Schroef de vier schroeven aan de
bovenkant van het apparaat los
- Verwijder de kap van het apparaat
- Schroef de 6 parkerschroeven in de
rechterzijwand van het apparaat los.
bar openen.
+1
Schroeven aan de rechterzijwand van de
LWA (apparaat getoond zonder kap).
Abb. 9
- Kantel de zijwand ongeveer 10 graden
naar opzij en verwijder het EPS-vormdeel
dat naar de voorkant van het apparaat
wijst, naar boven. Trek het tweede EPS-
vormdeel ongeveer 20 cm naar de
voorkant van het apparaat en verwijder dit
vervolgens naar boven, waarbij de zijwand
10 graden gekanteld moet zijn.
- Verwijder de afdekplaat van de zijwand.
- Verwijder de luchtafvoerkoppeling van de
deksel van het apparaat.
- Monteer de afdekplaat en de
luchtafvoerkoppeling in omgekeerde
positie.(de afdekplaat vanaf de buitenzijde
en de luchtaansluiting vanaf de
binnenkant bevestigen.
- Monteer de EPS-vormdelen in
omgekeerde volgorde, zodanig, dat de
luchtgeleiding nu in de richting van de
zijkant van het apparaat gaat.
- Breng de 6 parkerschroeven in de zijwand
aan.
- Draai de kap van het apparaat met de vier
schroeven vast.
Voor luchtdemping en in verband met service
dient de LWA aangesloten te worden met
flexibele buisleidingen van ongeveer 1 m
lengte voor de leidingen van de aangezogen
lucht en de luchtafvoer. De afvoerleiding naar
buiten dient zeker geïsoleerd te worden.
Veiligheidsaanwijzingen
Indien in de woning haarden (tegelkachels,
open haarden, gashaarden, enz.) aanwezig
zijn, dient u zich ervan te overtuigen, dat bij
gebruik van deze haarden de verbrandings-
luchtstroom onafhankelijk van de ventilatie-in-
stallatie aangevoerd wordt (informeer bij een
erkend installateur, aangezien de voorschriften
per regio verschillend kunnen zijn).
Bij aanwezigheid van een wasdroger resp.
afzuigkap, dient tijdens bedrijf er tevens voor
gezorgd te worden, dat hiervoor onafhankelijk
van de ventilatie-installatie voldoende luchtvo-
lume toegevoerd wordt.
2.6.4 Elektrische aansluiting
De LWA 252 wordt stekerklaar geleverd, en
dient te worden aangesloten op een geaard
stopcontact..
Tijdens werkzaamheden aan het toe-
stel dient het apparaat spanningsvrij
geschakeld te zijn.
De aansluitwerkzaamheden mogen uitsluitend
door een erkende monteur worden uitge-
voerd.
De voedingsleidingen en stuurspanningsleidin-
gen dienen onderling gescheiden aangebracht
te worden.
Neem de NEN 1010 en de plaatselijke voor-
schriften van de energieleverancier in acht.
De aansluitklemmen bevinden zich rechts bo-
ven, achter het onderste voorpaneel . Bij het
verwijderen van het paneel dient u erop te
letten, dat de aardaansluiting op het scherm
niet afscheurt (afb. 6). Indien nodig dient deze
met de schuifstekker losgemaakt te worden.
Let er bij het aanbrengen van de
voorplaat op, dat de aardaansluiting
volgens de voorschriften wordt aangesloten.
Alle aansluitleidingen en voelerleidingen die-
nen door de daarvoor aangebrachte door-
voeringen in de achterwand geleid te worden
(pos. 16 afb. 8).
23