4.4. Bakken en snelheden kiezen/wijzigen
applicatiesnelheid voor het specifieke product aan te passen. Dit
wordt uitgeschakeld als VRC wordt gebruikt.
3
Gevraagde applicatiesnelheid verhogen/verlagen volgens
vooringestelde verhoging van de applicatiesnelheid (hoeveelheid
wordt ingesteld door de knop te selecteren die bij 6 wordt
weergegeven).
4
Voorinstellingen gevraagde applicatiesnelheid. Dit zijn de door de
gebruiker gedefinieerde standaardapplicatiesnelheden (ingesteld
door de knop te selecteren die bij 6 wordt weergegeven). Door een
van deze pictogrammen te selecteren, past u de applicatiesnelheid
naar die waarde aan.
5
Selectieknop modus Snelheidsregeling. Hiermee kunt u VRC of
Automatische regeling selecteren voor een specifieke bak of voor
alle producten.
6
Productconfiguratie. Hiermee opent u het productconfiguratievenster
voor de bak. Zie Een product selecteren/toevoegen, pagina 35.
7
Bak vullen. Hiermee opent u het venster Bak vullen om volume toe
te voegen van het gebruikte product. Zie Bakken vullen, pagina 38.
8
Tankdosering in-/uitschakelen. Groen wanneer bak is ingeschakeld
(dosering loopt), rood wanneer bak is uitgeschakeld (dosering
gestopt). (Alleen weergegeven als werktuig meer dan één bak heeft.)
9
Geeft maximaal vijf parameters met betrekking tot de specifieke bak
weer. Er wordt een venster Gegevens aanpassen geopend met een
lijst van beschikbare parameters om weer te geven.
34