Param
Parameteromschrijving
eter
S3.11
MAX. PWM / 0-10 V VOOR
SOLARPOMP R3
PWM UITSCHAKELEN / 0-
S3.12
10 V VOOR SOLARPOMP
R3
S3.13
BOILER CIRCULATIE-
POMP - TIJD WAAR-
TIJDENS DE TEMPERA-
TUUR STIJGT
S3.14
BOILER CIRCULATIE-
POMP - WERKINGSPERI-
ODE
SNELHEID VAN DE SER-
S3.15
VOMOTOR
BOILER CIRCULATIE-
S3.16
POMP - BEDRIJFSFUNC-
TIE
S3.17
MENGKLEP P - CON-
STANT
S3.18
MENGKLEP I - CON-
STANT
S3.19
MENGKLEP D - CON-
STANT
S3.20
SPELING VAN MENG-
KLEP
PARAMETERS OM DE WARMTE TE METEN
Groep W bevat parameters voor het instellen van de meting van gewonnen energie.
De procedure voor het instellen van functionele parameters is gelijk als voor de
onderhoudsparameters (pagina. 128).
Functieomschrijving
Maximum rotatie voor de R3 pomp is ingesteld. De instel-
ling is enkel geldig voor de snelheidsregeling van een
zeer doeltreffende circulatiepomp.
Een controllersignaal is ingesteld waarbij de R3 pomp
uitgeschakeld zal worden. Deze instelling is enkel geldig
voor zeer doeltreffende circulatiepompen met de detectie
van onderbreking van het controllersnoer.
Deze functie wordt gebruikt om de temperatuur van de
retourpijp van de vaste brandstofboiler te beheersen als er
geen sensor in de opslagtank geïnstalleerd is. Binnen de
ingestelde tijd controleert de regelaar een stijging van de
boilertemperatuur van 2°C. Als er een stijging van 2°C
vastgesteld wordt, wordt de circulatiepomp gedurende de
Instelling van werkingsperiode voor de circulatiepomp van
de boiler als een temperatuurstijging van een boiler van
2°C vastgesteld wordt. Circulatiepomp is in werking totdat
er een temperatuurverschil tussen boiler en retourpijp van
De noodzakelijke tijd van de servomotor voor de draaiho-
ek van 90°. Er wordt hierbij rekening gehouden met de
Met deze instelling kiest u de bedrijfsfunctie van de circu-
latiepomp:
1- STANDAARD betekent, dat de pomp dat de pomp
afhankelijk van de ingestelde minimale temperatuur van
de ketel en bij overschrijding van het verschil tussen ketel
en retour functioneert.
2 – CONTINU betekent, dat de pomp constant is in-
geschakeld, wanneer de keteltemperatuur hoger is dan de
ingestelde minimale temperatuur van de ketel. Deze
bedrijfsfunctie wordt toegepast bij pelletketels, wanneer er
in het buffervat geen sensor is aangebracht
Instelling afwijkingsintensiteit van de positie van de meng-
klep. Lagere waarde betekent kortere bewegingen,
hogere waarde betekent langere bewegingen.
Instelling van de frequentieregeling van de mengklep -
hoe vaak de positie van de mengklep gecontroleerd
wordt. Lagere waarde betekent lage frequentie, hogere
Gevoeligheid van mengklep voor wijzigingen in de vo-
orstroomtemperatuur. Lagere waarde betekent lagere
gevoeligheid, hogere waarde betekent hogere gevoelighe-
Instelling van de looptijd van de mengklep om de reactie
van de actuator en mengklep, wat gebeurt bij wijziging
133
Instelmogelijkheden Overge-
nomen
waarde
60 ÷100 %
100
0 ÷ 10 %
5
300
30 ÷ 900 s
300
30 ÷ 900 s
1 ÷ 8 min
2
1- STANDAARD
1
2- CONTINU
1
0,5 ÷ 2,0
1
0,4 ÷ 2,5
0,0 ÷ 2,5
1
0 ÷ 5 s
1
Onderhoudsaanwijzing