Inhoudsopgave
Advertenties
In bedrijf nemen en bedrijf
5.3 Controles 0,5 tot 1 uur na het starten van de pomp
Stroming van hydraulische olie con‐
troleren
Op lekkages controleren
Oliepeilen controleren en oliesoorten
controleren
5.4 Ontluchten van de membraanhouder
26
1.
Bij een stilstaande motor het afsluitdeksel van het drijfwerk
losschroeven.
2.
Een lang stuk karton bij draaiende motor voorzichtig tegen
het asuiteinde houden.
WAARSCHUWING!
Letselgevaar
Nooit met de vingers het asuiteinde aan‐
raken.
ð Het stuk karton geeft de draairichting aan.
3.
Bij stilstaande motor: Het afsluitdeksel drijfwerk op het drijf‐
werk schroeven.
Bij een draaiende pomp controleren of in het oliekijkglas (336)
boven de ontluchtingsventielen (356) in de membraanhouder (300)
olie stijgt - enkele bellen zijn toegestaan.
Controleer of ergens vloeistof weglekt.
Bij stilstaande pomp controleren of het oliepeil van het drijfwerk het
oliekijkglas (020) van een kwart tot driekwart bedekt.
Bij een stilstaande pomp en slaglengte 0 mm controleren of het
oliepeil in de lantaarns tussen de markeringen en het pijlstokuit‐
einde ligt - hiervoor de ontluchtingsschroeven met oliepeilstok
inschroeven voor het meten.
Voor het in bedrijf nemen de hydrauliek één keer ontluchten:
1.
Een slaglengte van 0 mm instellen.
2.
Het oliekijkglas (336) en het ontluchtingsventiel (356) uit de
membraanhouder (300) schroeven.
3.
Het oliekijkglas (336) weer monteren.
4.
De pomp opstarten met een laag toerental.
5.
Het toerental langzaam verhogen, tot hydraulische olie in de
toevoer van het ontluchtingsventiel (356) stroomt.
De hydrauliek is voldoende ontlucht, zodra binnen 1 minuut
nog slechts enkele luchtbellen uit de toevoer van het ontluch‐
tingsventiel (356) komen.
6.
Het ontluchtingsventiel (356) weer bij stilstaande pomp mon‐
teren.
Advertenties
Inhoudsopgave
